Met de introductie van het major/minor-model heeft Twente een oude discussie opgerakeld. Moeten er nu wel of niet meer alfa- en gamma-vakken in de studie?
if”>
1 Illustratie: Gripp
De discussie sleept al decennia. Moet de ingenieursopleiding worden volgepropt met harde bèta- en techniekvakken? Of moet er tijdens de opleiding ook aandacht zijn voor alfa- en gammazaken als communicatieve vaardigheden, vergadertechnieken of bedrijfskunde?
In Eindhoven en Delft hebben de bèta’s het pleit gewonnen. Bij de harde ingenieursstudies is niet meer dan zo’n vijf procent van de opleiding gewijd aan maatschappijvakken. Die hebben zo’n beetje de status van gymnastiek en handenarbeid op de middelbare school: ze worden absoluut niet serieus genomen.
Geen wonder dat techniekstudenten als nerds te boek staan, roepen tegenstanders van deze aanpak. Ze wijzen graag naar het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in Amerika. Bijna een kwart van de opleiding bestaat daar uit niet-bèta-vakken, toneel en literatuur incluis. Toch levert het MIT de beste ingenieurs ter wereld af, zegt men.
Twente kiest vanouds voor de brede ingenieur. Vanaf volgend jaar gaat de Twentse universiteit nog een stap verder met de invoering van een major/minor-opzet van haar studies. Die opzet houdt in dat studenten 86 studiepunten (dus ruim twee jaar studie) bij een andere faculteit mogen halen – al moet een groot deel van dat pakket wel verwant zijn aan de eigen opleiding.
Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIvI) reageerde meteen. ,,In de curricula moet eerder meer aandacht voor techniek komen dan minder”, waarschuwde KIvI-president ir. Boudewijn van Nederveen in het Twentse universiteitsblad. ,,Ik denk dat een ingenieur tijdens zijn studie geen wiskunde, natuurkunde en techniek genoeg kan krijgen. Management, ethiek, bestuurskunde en wat al niet, dat leert hij tijdens zijn werkende leven wel.” De oude discussie is weer opgelaaid.
Bagage
Niet alleen de drie universiteiten nemen verschillende standpunten in, ook het bedrijfsleven, waar het leeuwendeel van de techneuten werk vindt, is bepaald niet eensgezind. ,,Het is mooi als er meer alfa- en gammavakken in de curricula worden opgenomen. Maar de bèta-kant mag daar niet onder lijden”, zegt bijvoorbeeld R.H.E. Westerhof, directeur Personeel & Organisatie van TNO.
Verwonderlijk is dat standpunt niet. TNO is immers een semi-overheidsinstelling die vooral onderzoek doet. Toch zou Westerhof graag zien dat sollicitanten wat meer sociale bagage hadden. ,,Wij verzorgen zelf intensieve opleidingsprogramma’s in alfa- en gammavakken. Het zou plezierig zijn als we die leertijd konden beperken.” Omdat daar nu geen ruimte voor is, voelt Westerhof ervoor om enkele zware techniekstudies met nog eens een jaar te verlengen. ,,Technische natuurkunde zou bestzes jaar mogen duren.”
Drs. A. Renique van werkgeversorganisatie VNO-NCW formuleert voorzichtig. De secretaris onderwijs probeert dan ook niet zijn eigen mening, maar die van het Nederlandse bedrijfsleven te verwoorden. Uit een enquête van een paar jaren geleden, zo vertelt hij, bleek dat grote bedrijven meer sociale vaardigheden en bedrijfskundige elementen verlangen. ,,Maar niet ten koste van de bèta-vakken”, zegt ook Renique er direct bij.
Tegenstrijdige wensen? Volgens Renique niet. ,,Onderwijskundig zijn er mogelijkheden genoeg. Alfa- en gamma-elementen moeten niet in aparte, theoretische vakken gegeven te worden, maar in de bestaande colleges worden opgenomen. Het onderwijs moet veel praktischer worden, meer projectgeoriënteerd. Bij die projecten moet er dan ook aandacht komen voor bedrijfskundige eisen.”
Teamwork
Personeelsmanager J.L.D. van Hove van elektronicagigant Siemens is het meest uitgesproken. ,,Er moeten veel meer alfa-en gammavakken in de curricula komen”, zegt hij stellig. ,,Ingenieurs weten alles van hun vak, maar ze weten nauwelijks iets van teamwork, of hoe mensen in elkaar zitten.”
Van Hove zou graag zien dat studenten meer getraind worden in sociale en communicatieve vaardigheden. Maar ook zaken als managementtechnieken, marketing, financiën en ethiek zouden in de opleiding veel uitgebreider aan bod moeten komen. Het argument dat je dergelijke zaken wel leert tijdens je werk, wuift Van Hove weg. ,,Dan moet je wel door onze selectie heenkomen. Dergelijke vaardigheden wegen voor ons zwaar.”
Meer alfa- en gammavakken in het programma hoeft volgens Van Hove niet te betekenen dat studenten minder techniek krijgen. Tenminste, niet minder techniek dan tijdens de vierjarige opleidingen van vroeger. ,,Het was destijds de bedoeling dat het extra vijfde jaar geheel met alfa- en gammavakken gevuld zou worden. Maar daar is helaas weinig van terechtgekomen.”
De plannen van Twente juicht Van Hove toe. ,,Zij lopen voorop. We zouden graag zien dat ook Delft en Eindhoven zich meer in die richting ontwikkelden.” Volgens hem zou een technische studie dan meteen ook aantrekkelijker worden voor middelbare scholieren. ,,Ook die associëren ingenieurs veel te veel met nerds.” (HOP)
Met de introductie van het major/minor-model heeft Twente een oude discussie opgerakeld. Moeten er nu wel of niet meer alfa- en gamma-vakken in de studie?
De discussie sleept al decennia. Moet de ingenieursopleiding worden volgepropt met harde bèta- en techniekvakken? Of moet er tijdens de opleiding ook aandacht zijn voor alfa- en gammazaken als communicatieve vaardigheden, vergadertechnieken of bedrijfskunde?
In Eindhoven en Delft hebben de bèta’s het pleit gewonnen. Bij de harde ingenieursstudies is niet meer dan zo’n vijf procent van de opleiding gewijd aan maatschappijvakken. Die hebben zo’n beetje de status van gymnastiek en handenarbeid op de middelbare school: ze worden absoluut niet serieus genomen.
Geen wonder dat techniekstudenten als nerds te boek staan, roepen tegenstanders van deze aanpak. Ze wijzen graag naar het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in Amerika. Bijna een kwart van de opleiding bestaat daar uit niet-bèta-vakken, toneel en literatuur incluis. Toch levert het MIT de beste ingenieurs ter wereld af, zegt men.
Twente kiest vanouds voor de brede ingenieur. Vanaf volgend jaar gaat de Twentse universiteit nog een stap verder met de invoering van een major/minor-opzet van haar studies. Die opzet houdt in dat studenten 86 studiepunten (dus ruim twee jaar studie) bij een andere faculteit mogen halen – al moet een groot deel van dat pakket wel verwant zijn aan de eigen opleiding.
Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIvI) reageerde meteen. ,,In de curricula moet eerder meer aandacht voor techniek komen dan minder”, waarschuwde KIvI-president ir. Boudewijn van Nederveen in het Twentse universiteitsblad. ,,Ik denk dat een ingenieur tijdens zijn studie geen wiskunde, natuurkunde en techniek genoeg kan krijgen. Management, ethiek, bestuurskunde en wat al niet, dat leert hij tijdens zijn werkende leven wel.” De oude discussie is weer opgelaaid.
Bagage
Niet alleen de drie universiteiten nemen verschillende standpunten in, ook het bedrijfsleven, waar het leeuwendeel van de techneuten werk vindt, is bepaald niet eensgezind. ,,Het is mooi als er meer alfa- en gammavakken in de curricula worden opgenomen. Maar de bèta-kant mag daar niet onder lijden”, zegt bijvoorbeeld R.H.E. Westerhof, directeur Personeel & Organisatie van TNO.
Verwonderlijk is dat standpunt niet. TNO is immers een semi-overheidsinstelling die vooral onderzoek doet. Toch zou Westerhof graag zien dat sollicitanten wat meer sociale bagage hadden. ,,Wij verzorgen zelf intensieve opleidingsprogramma’s in alfa- en gammavakken. Het zou plezierig zijn als we die leertijd konden beperken.” Omdat daar nu geen ruimte voor is, voelt Westerhof ervoor om enkele zware techniekstudies met nog eens een jaar te verlengen. ,,Technische natuurkunde zou bestzes jaar mogen duren.”
Drs. A. Renique van werkgeversorganisatie VNO-NCW formuleert voorzichtig. De secretaris onderwijs probeert dan ook niet zijn eigen mening, maar die van het Nederlandse bedrijfsleven te verwoorden. Uit een enquête van een paar jaren geleden, zo vertelt hij, bleek dat grote bedrijven meer sociale vaardigheden en bedrijfskundige elementen verlangen. ,,Maar niet ten koste van de bèta-vakken”, zegt ook Renique er direct bij.
Tegenstrijdige wensen? Volgens Renique niet. ,,Onderwijskundig zijn er mogelijkheden genoeg. Alfa- en gamma-elementen moeten niet in aparte, theoretische vakken gegeven te worden, maar in de bestaande colleges worden opgenomen. Het onderwijs moet veel praktischer worden, meer projectgeoriënteerd. Bij die projecten moet er dan ook aandacht komen voor bedrijfskundige eisen.”
Teamwork
Personeelsmanager J.L.D. van Hove van elektronicagigant Siemens is het meest uitgesproken. ,,Er moeten veel meer alfa-en gammavakken in de curricula komen”, zegt hij stellig. ,,Ingenieurs weten alles van hun vak, maar ze weten nauwelijks iets van teamwork, of hoe mensen in elkaar zitten.”
Van Hove zou graag zien dat studenten meer getraind worden in sociale en communicatieve vaardigheden. Maar ook zaken als managementtechnieken, marketing, financiën en ethiek zouden in de opleiding veel uitgebreider aan bod moeten komen. Het argument dat je dergelijke zaken wel leert tijdens je werk, wuift Van Hove weg. ,,Dan moet je wel door onze selectie heenkomen. Dergelijke vaardigheden wegen voor ons zwaar.”
Meer alfa- en gammavakken in het programma hoeft volgens Van Hove niet te betekenen dat studenten minder techniek krijgen. Tenminste, niet minder techniek dan tijdens de vierjarige opleidingen van vroeger. ,,Het was destijds de bedoeling dat het extra vijfde jaar geheel met alfa- en gammavakken gevuld zou worden. Maar daar is helaas weinig van terechtgekomen.”
De plannen van Twente juicht Van Hove toe. ,,Zij lopen voorop. We zouden graag zien dat ook Delft en Eindhoven zich meer in die richting ontwikkelden.” Volgens hem zou een technische studie dan meteen ook aantrekkelijker worden voor middelbare scholieren. ,,Ook die associëren ingenieurs veel te veel met nerds.” (HOP)
Comments are closed.