Onderwijs

Goede studiebegeleiding vereist samenwerking

Te laat beginnen met studeren is een van de grootste valkuilen waarin eerstejaars studenten vallen. Op het vwo en het hbo kun je met een eindsprint de opgelopen achterstand inhalen. Veel studenten ontdekken echter te laat dat dit niet lukt op de TU Delft.

Jaap van der Zanden is studieadviseur op de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek. ,,De eerstejaars komen al de eerste week van het studiejaar bij mij langs. Vaak zijn ze na een paar colleges geschrokken van het tempo en het abstractieniveau van de stof. Hen adviseer ik niet te snel een oordeel te vellen maar het aan te kijken tot de eerste tentamens.”

Een heel ander advies krijgen de studenten die Van der Zanden en zijn collega na de tweede tentamenperiode oproepen omdat zij te lage cijfers hebben of te weinig studiepunten. ,,Vaak is bij hen een verkeerde studieplanning het probleem. Dat komt er meestal op neer dat ze te laat met studeren zijn begonnen. Door gesprekken proberen we deze planning samen te verbeteren. Opvallend is dat zowel vwo’ers als studenten van het hbo slecht blijken te plannen. De betere studenten, die met weinig moeite goede cijfers halen, komen naar de TU Delft. Ze onderschatten dat je hier om een studie te halen er echt flink voor moet werken.”

Eerder oproepen dan na het tweede tentamen is volgens Van der Zanden niet zinvol. Studenten moeten de gelegenheid krijgen om aan de stof en het tempo te wennen. ,,Daarnaast krijgen de studenten in de eerste maanden begeleiding van student- en docentmentoren en houden wij ons op de achtergrond.”

Aan het einde van het studiejaar spoeden zich wederom veel studenten naar de studieadviseurs. ,,De vragen zijn dan anders. Sommigen overwegen te stoppen maar veel willen informatie over de examenregeling: hoe lang mag ik doen over mijn propedeuse? Of: hoeveel studiepunten heb ik nodig om aan het tweede studiejaar te beginnen?”

Na het eerste jaar wordt het bij werktuigbouwkunde en maritieme techniek veelal aan de studenten zelf overgelaten om contact met de studieadviseur op te nemen. ,,Aan het begin van het tweede jaar roepen we nog de studenten op die net aan 21 studiepunten hebben gehaald. Als het nodig is geven we hen steun en suggesties voor hun verdere studieaanpak. Daarna ligt de bal bij hen: als studenten problemen hebben kunnen ze bij ons terecht maar wij benaderen hen niet meer actief. Wij zouden dat wel anders willen % rond het afstuderen struikelen nog wel wat studenten % maar daarvoor ontbreekt ons de capaciteit. Wij vertrouwen op gerichte verwijzing door afstudeerbegeleiders.”

Doorverwijzen

Voor een goede studiebegeleiding is het volgens Van der Zanden van belang dat er een hechte samenwerking is tussen studieadviseurs en docenten. ,,Docenten en docentmentoren zien studenten regelmatiger dan wij en kunnen eerder constateren % door een slecht tentamencijfer of door regelmatige afwezigheid van een student % dat iemand problemen met de studie heeft. Zij kunnen hen dan naar een studieadviseur doorverwijzen. Op onze faculteit hebben wij al diverse initiatieven voor samenwerking ontwikkeld. Iedere negen weken start er een project. Bij de uitleg hiervan krijgen de studieadviseurs een kwartier om iets over studeren te vertellen. In het eerste en tweede jaar evalueren de studieadviseurs vervolgens de projecten met studenten, docenten en de betreffende mentoren.”

Van der Zanden heeft weinig op met docenten die bij slechte tentamencijfers roepen dat studenten lui en dom zijn. ,,Als studenten bijna allemaal slecht scoren bij een vak dan schort er iets aan de kennisoverdracht. Zo’n docent zou zich moeten bezinnen op zijn aanpak en meer aandacht geven aan studeeraanwijzingen. Hij kan contact opnemen met didactici van Techniek, Bestuur en Management of met ons. Zij hebben de kennis op hun vakgebied en wij weten wat over ‘leren leren’ en de standaardvalkuilen voor studenten. Dat is een constructievere houding dan het mopperen op studenten.”

Jaap van der Zanden is studieadviseur op de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek. ,,De eerstejaars komen al de eerste week van het studiejaar bij mij langs. Vaak zijn ze na een paar colleges geschrokken van het tempo en het abstractieniveau van de stof. Hen adviseer ik niet te snel een oordeel te vellen maar het aan te kijken tot de eerste tentamens.”

Een heel ander advies krijgen de studenten die Van der Zanden en zijn collega na de tweede tentamenperiode oproepen omdat zij te lage cijfers hebben of te weinig studiepunten. ,,Vaak is bij hen een verkeerde studieplanning het probleem. Dat komt er meestal op neer dat ze te laat met studeren zijn begonnen. Door gesprekken proberen we deze planning samen te verbeteren. Opvallend is dat zowel vwo’ers als studenten van het hbo slecht blijken te plannen. De betere studenten, die met weinig moeite goede cijfers halen, komen naar de TU Delft. Ze onderschatten dat je hier om een studie te halen er echt flink voor moet werken.”

Eerder oproepen dan na het tweede tentamen is volgens Van der Zanden niet zinvol. Studenten moeten de gelegenheid krijgen om aan de stof en het tempo te wennen. ,,Daarnaast krijgen de studenten in de eerste maanden begeleiding van student- en docentmentoren en houden wij ons op de achtergrond.”

Aan het einde van het studiejaar spoeden zich wederom veel studenten naar de studieadviseurs. ,,De vragen zijn dan anders. Sommigen overwegen te stoppen maar veel willen informatie over de examenregeling: hoe lang mag ik doen over mijn propedeuse? Of: hoeveel studiepunten heb ik nodig om aan het tweede studiejaar te beginnen?”

Na het eerste jaar wordt het bij werktuigbouwkunde en maritieme techniek veelal aan de studenten zelf overgelaten om contact met de studieadviseur op te nemen. ,,Aan het begin van het tweede jaar roepen we nog de studenten op die net aan 21 studiepunten hebben gehaald. Als het nodig is geven we hen steun en suggesties voor hun verdere studieaanpak. Daarna ligt de bal bij hen: als studenten problemen hebben kunnen ze bij ons terecht maar wij benaderen hen niet meer actief. Wij zouden dat wel anders willen % rond het afstuderen struikelen nog wel wat studenten % maar daarvoor ontbreekt ons de capaciteit. Wij vertrouwen op gerichte verwijzing door afstudeerbegeleiders.”

Doorverwijzen

Voor een goede studiebegeleiding is het volgens Van der Zanden van belang dat er een hechte samenwerking is tussen studieadviseurs en docenten. ,,Docenten en docentmentoren zien studenten regelmatiger dan wij en kunnen eerder constateren % door een slecht tentamencijfer of door regelmatige afwezigheid van een student % dat iemand problemen met de studie heeft. Zij kunnen hen dan naar een studieadviseur doorverwijzen. Op onze faculteit hebben wij al diverse initiatieven voor samenwerking ontwikkeld. Iedere negen weken start er een project. Bij de uitleg hiervan krijgen de studieadviseurs een kwartier om iets over studeren te vertellen. In het eerste en tweede jaar evalueren de studieadviseurs vervolgens de projecten met studenten, docenten en de betreffende mentoren.”

Van der Zanden heeft weinig op met docenten die bij slechte tentamencijfers roepen dat studenten lui en dom zijn. ,,Als studenten bijna allemaal slecht scoren bij een vak dan schort er iets aan de kennisoverdracht. Zo’n docent zou zich moeten bezinnen op zijn aanpak en meer aandacht geven aan studeeraanwijzingen. Hij kan contact opnemen met didactici van Techniek, Bestuur en Management of met ons. Zij hebben de kennis op hun vakgebied en wij weten wat over ‘leren leren’ en de standaardvalkuilen voor studenten. Dat is een constructievere houding dan het mopperen op studenten.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.