Religieus geloof is gericht op niets, denkt filosoof Herman Philipse, auteur van het ‘Atheïstisch Manifest’. Jan Davidse, emeritus-hoogleraar Elektrotechniek, verkondigde in het debat ‘Gelovend denken’, op 1 december in Mekelweg 10, dat je voor geloof je antenne moet uitzetten.
Religieus geloof is gericht op niets, denkt filosoof Herman Philipse, auteur van het ‘Atheïstisch Manifest’. Jan Davidse, emeritus-hoogleraar Elektrotechniek, verkondigde in het debat ‘Gelovend denken’, op 1 december in Mekelweg 10, dat je voor geloof je antenne moet uitzetten.
De sprekers waren tijdens deze laatste bijeenkomst van de Studium Generale-reeks ‘Beter dan God’ twee vragen voorgelegd. De eerste vraag werd meteen van tafel geveegd. Prof.dr. Herman Philipse, hoogleraar wijsbegeerte aan de RU Leiden, en prof.dr.ir. Jan Davidse waren het namelijk volmondig eens dat religie in de wetenschappelijke methode geen enkele rol mag spelen. Wel zullen wetenschappers zich in hun werk door hun geloof geïnspireerd voelen, maar dat is iets anders.
Voorafgaand aan het debat schetste voorzitter prof.MSc. Joop Doorman, emeritus-hoogleraar filosofie aan de TU, twee eeuwenoude ’temperamenten’. De ene ontleende hij aan een anekdote over de Griek Diagoras, de eerste bekende atheïst in de geschiedenis. Toen deze in een proces zijn opponent een leugen hoorde vertellen, zei hij: als je herhaalt wat je hebt beweerd, dan laat Zeus je door de bliksem treffen. Zijn tegenstander herhaalde de leugen. Daarop keek Diagoras omhoog, maar de lucht bleef leeg. Dat was voor hem het beslissende moment om te zeggen: deze god bestaat niet, want hij kan niet eens een simpele rechtshandeling vervullen.
Voor het andere temperament verwees Doorman naar ‘De Koopman van Venetië’ van Shakespeare. Daarin probeert de minnaar van Jessica gevoelens bij haar op te roepen door haar te wijzen op het firmament, op de schitterende orde en bewegingen van de sterren. Zelfs de filosoof Bertrand Russell was hier niet ongevoelig voor. De orde van het firmament was het enige dat hem tot de gedachte voerde dat er misschien een hogere macht bestond.
Bij de tweede vraag, of wetenschap en religie te verenigen zijn, stonden Davidse en Philipse lijnrecht tegenover elkaar. Davidse is van mening dat wetenschap en religie betrekking hebben op verschillende domeinen van de werkelijkheid. ,,De in de wetenschap toegepaste methode voor het zoeken naar de waarheid, is ongeschikt voor het vinden van religieuze waarheid, maar dat impliceert niet dat deze laatste niet bestaat.”
De vraag of God bestaat zou volgens Davidse niet zijn te beantwoorden door een beroep te doen op zintuiglijke waarnemingen. De methode om Gods kennis te verwerven geschiedt door contemplatie en gebed. Davidse: ,,Daartoe blijken mensen in staat. Het is karakteristiek dat er nog nooit een cultuur is gevonden, waarin religieuze noties afwezig zijn. Er zijn twee zaken die de mensheid altijd hebben begeleid, namelijk techniek en religieus besef.”
Antenne
Als we meer willen weten van het goddelijke, dan moeten we volgens Davidse te rade gaan bij mensen die godservaringenhebben. ,,Zoals er in de wetenschap onderzoekers zijn die zijn toegerust met een meer dan gemiddeld vermogen tot kennisverwerving, zo is het ook bij het verwerven van Gods kennis. Er zijn begenadigde mensen – profeten en mystici – die over godservaringen hebben bericht.”
Philipse verklaarde dat hij elke vorm van religie die een bovennatuurlijke assumptie heeft, afwijst. Hij heeft een argumentatie ontwikkeld die tot de conclusie leidt dat het religieuze geloof onhoudbaar is. ,,Als je ervan uitgaat dat God buiten het domein van de wetenschap ligt, dan heeft geloof alleen maar inhoud als het woord ‘God’ eenduidig is gedefinieerd. Het blijkt dat er onnoemelijk veel definities van ‘God’ bestaan. Alleen al het hindoeïsme heeft een tropische tuin vol goden. Ik daag Davidse uit om te verklaren wat hij precies verstaat onder ‘God’.”
Davidse reageerde dat ‘God’ geen hypothese is, maar een werkelijkheid. ,,God ervaar je als de oorsprong van al het zijnde. Je kunt zeggen dat dit een definitie is waar je niet verder mee komt, maar dat geldt voor veel meer zaken. Ik kan ook geen definitie van ’tijd’ geven.”
Volgens Davidse is het contact met God inderdaad cultuurgebonden, maar wel universeel. ,,In mijn vak heb ik me vaak beziggehouden met ontvangapparatuur voor zwakke radiosignalen. Om deze te ontvangen heb je een antenne en een goede ontvanger nodig. Dat geldt ook voor het contact met het hogere. Je zult je antenne daarvoor moeten uitzetten en je ontvanger zorgvuldig inrichten, anders hoor je alleen je eigen ruis.”
Philipse trok het waarheidsgehalte van godservaringen in twijfel. Hij verwees daarbij naar een openbaring van de profeet Mohammed. Deze zou als enige door God geautoriseerd zijn om met zoveel vrouwen te slapen als hij zelf wilde. ,,Is dat een echte religieuze openbaring? Veel mensen zullen zeggen dat het een onbewuste fantasiebevrediging is van bepaalde driften. Mohammed was namelijk een zeer potente man.”
Davidse wilde Mohammed niet steunen, maar heeft er geen moeite mee dat zulke openbaringen in een gewijde tekst voorkomen. ,,Geloofservaringen zijn individueel, dus daar moet iedereen op zijn eigen manier mee omgaan.”
Belastingmoraal
Iemand in de zaal vroeg wat de zin van het leven is zonder geloof. Philipse: ,,Er wordt vaak een karikatuur van een atheïst geschetst, alsof deze een ervaringsmanco zou hebben; dat hij niet verliefd zou kunnen worden of van iemand kan houden. Dat is complete nonsens. Het emotionele leven van een atheïst kan even rijk zijn als dat van een gelovige.”
Op het terrein van de ethiek moet er volgens Philipse een onderscheid worden gemaakt tussen het aanvaarden van morele ideeën en het geloven in ‘God’. ,,Ik zie niet in waarom een atheïst niet evenveel van zijn medemens kan houden dan een gelovige. Onderzoek wijst trouwens uit dat er vrijwel geen verschil in morele houding bestaat tussen Nederlanders die wel of niet geloven. Behalve dat gelovigen, vooral van katholieke huize, het aanmerkelijk gemakkelijker nemen met de belastingmoraal en strenger zijn in kwesties als abortus en euthanasie.”
Davidse verklaarde dat zijn normen en waarden gefundeerd zijn in het christelijke geloof. ,,Mijn basisovertuiging is dat er door God gegeven regels zijn. Toch denk ik dat je in de ethiek alleen op basisniveau kunt refereren aan je geloofservaringen. Ik koester twee one-liners: ‘Heb god en je naaste lief’ en ‘Niet heersen, maar dienen’. Verder ben ik ervan overtuigd dat ook een atheïst tot een plausibel ethisch referentiekader kan komen.”
,,Als atheïst laat ik me inspireren door willekeurig welk woord”, zei Philipse. ,,De hele wereldliteratuur ligt voor me open. Ik ben niet gebonden aan religieuze vooroordelen; dat je bijvoorbeeld je moraal uitsluitend op de bijbel baseert. In de bijbel staan ook buitengewoon nare dingen. Er wordt nogal eens wat gezegd over ongelovigen, die allemaal naar de hel moeten. De bijbel is een oud boek en in moreel opzicht drastisch verouderd.”
Er is in de geschiedenis sprake van een verschuiving van het godsbeeld, constateerde iemand uit het publiek. Geeft dat niet aan dat het godsbeeld tijds- en cultuurgebonden is, dat het louter gaat om een psychische beleving? Davidse: ,,Dat het godsbeeld een ontwikkeling doormaakt, is een fact of life. Maar dat geldt voor alles in het leven. De klassieke theologie zegt het mooi: god is zowel transcendent als immanent; het is een mysterium tremendum et fascinans, een mysterie dat vrees oproept en fascineert.”
Het ‘Atheïstisch Manifest. Drie wijsgerige opstellen over godsdienst en moraal’ is uitgegeven door Prometheus, ISBN 90 5333 3800.
Religieus geloof is gericht op niets, denkt filosoof Herman Philipse, auteur van het ‘Atheïstisch Manifest’. Jan Davidse, emeritus-hoogleraar Elektrotechniek, verkondigde in het debat ‘Gelovend denken’, op 1 december in Mekelweg 10, dat je voor geloof je antenne moet uitzetten.
De sprekers waren tijdens deze laatste bijeenkomst van de Studium Generale-reeks ‘Beter dan God’ twee vragen voorgelegd. De eerste vraag werd meteen van tafel geveegd. Prof.dr. Herman Philipse, hoogleraar wijsbegeerte aan de RU Leiden, en prof.dr.ir. Jan Davidse waren het namelijk volmondig eens dat religie in de wetenschappelijke methode geen enkele rol mag spelen. Wel zullen wetenschappers zich in hun werk door hun geloof geïnspireerd voelen, maar dat is iets anders.
Voorafgaand aan het debat schetste voorzitter prof.MSc. Joop Doorman, emeritus-hoogleraar filosofie aan de TU, twee eeuwenoude ’temperamenten’. De ene ontleende hij aan een anekdote over de Griek Diagoras, de eerste bekende atheïst in de geschiedenis. Toen deze in een proces zijn opponent een leugen hoorde vertellen, zei hij: als je herhaalt wat je hebt beweerd, dan laat Zeus je door de bliksem treffen. Zijn tegenstander herhaalde de leugen. Daarop keek Diagoras omhoog, maar de lucht bleef leeg. Dat was voor hem het beslissende moment om te zeggen: deze god bestaat niet, want hij kan niet eens een simpele rechtshandeling vervullen.
Voor het andere temperament verwees Doorman naar ‘De Koopman van Venetië’ van Shakespeare. Daarin probeert de minnaar van Jessica gevoelens bij haar op te roepen door haar te wijzen op het firmament, op de schitterende orde en bewegingen van de sterren. Zelfs de filosoof Bertrand Russell was hier niet ongevoelig voor. De orde van het firmament was het enige dat hem tot de gedachte voerde dat er misschien een hogere macht bestond.
Bij de tweede vraag, of wetenschap en religie te verenigen zijn, stonden Davidse en Philipse lijnrecht tegenover elkaar. Davidse is van mening dat wetenschap en religie betrekking hebben op verschillende domeinen van de werkelijkheid. ,,De in de wetenschap toegepaste methode voor het zoeken naar de waarheid, is ongeschikt voor het vinden van religieuze waarheid, maar dat impliceert niet dat deze laatste niet bestaat.”
De vraag of God bestaat zou volgens Davidse niet zijn te beantwoorden door een beroep te doen op zintuiglijke waarnemingen. De methode om Gods kennis te verwerven geschiedt door contemplatie en gebed. Davidse: ,,Daartoe blijken mensen in staat. Het is karakteristiek dat er nog nooit een cultuur is gevonden, waarin religieuze noties afwezig zijn. Er zijn twee zaken die de mensheid altijd hebben begeleid, namelijk techniek en religieus besef.”
Antenne
Als we meer willen weten van het goddelijke, dan moeten we volgens Davidse te rade gaan bij mensen die godservaringenhebben. ,,Zoals er in de wetenschap onderzoekers zijn die zijn toegerust met een meer dan gemiddeld vermogen tot kennisverwerving, zo is het ook bij het verwerven van Gods kennis. Er zijn begenadigde mensen – profeten en mystici – die over godservaringen hebben bericht.”
Philipse verklaarde dat hij elke vorm van religie die een bovennatuurlijke assumptie heeft, afwijst. Hij heeft een argumentatie ontwikkeld die tot de conclusie leidt dat het religieuze geloof onhoudbaar is. ,,Als je ervan uitgaat dat God buiten het domein van de wetenschap ligt, dan heeft geloof alleen maar inhoud als het woord ‘God’ eenduidig is gedefinieerd. Het blijkt dat er onnoemelijk veel definities van ‘God’ bestaan. Alleen al het hindoeïsme heeft een tropische tuin vol goden. Ik daag Davidse uit om te verklaren wat hij precies verstaat onder ‘God’.”
Davidse reageerde dat ‘God’ geen hypothese is, maar een werkelijkheid. ,,God ervaar je als de oorsprong van al het zijnde. Je kunt zeggen dat dit een definitie is waar je niet verder mee komt, maar dat geldt voor veel meer zaken. Ik kan ook geen definitie van ’tijd’ geven.”
Volgens Davidse is het contact met God inderdaad cultuurgebonden, maar wel universeel. ,,In mijn vak heb ik me vaak beziggehouden met ontvangapparatuur voor zwakke radiosignalen. Om deze te ontvangen heb je een antenne en een goede ontvanger nodig. Dat geldt ook voor het contact met het hogere. Je zult je antenne daarvoor moeten uitzetten en je ontvanger zorgvuldig inrichten, anders hoor je alleen je eigen ruis.”
Philipse trok het waarheidsgehalte van godservaringen in twijfel. Hij verwees daarbij naar een openbaring van de profeet Mohammed. Deze zou als enige door God geautoriseerd zijn om met zoveel vrouwen te slapen als hij zelf wilde. ,,Is dat een echte religieuze openbaring? Veel mensen zullen zeggen dat het een onbewuste fantasiebevrediging is van bepaalde driften. Mohammed was namelijk een zeer potente man.”
Davidse wilde Mohammed niet steunen, maar heeft er geen moeite mee dat zulke openbaringen in een gewijde tekst voorkomen. ,,Geloofservaringen zijn individueel, dus daar moet iedereen op zijn eigen manier mee omgaan.”
Belastingmoraal
Iemand in de zaal vroeg wat de zin van het leven is zonder geloof. Philipse: ,,Er wordt vaak een karikatuur van een atheïst geschetst, alsof deze een ervaringsmanco zou hebben; dat hij niet verliefd zou kunnen worden of van iemand kan houden. Dat is complete nonsens. Het emotionele leven van een atheïst kan even rijk zijn als dat van een gelovige.”
Op het terrein van de ethiek moet er volgens Philipse een onderscheid worden gemaakt tussen het aanvaarden van morele ideeën en het geloven in ‘God’. ,,Ik zie niet in waarom een atheïst niet evenveel van zijn medemens kan houden dan een gelovige. Onderzoek wijst trouwens uit dat er vrijwel geen verschil in morele houding bestaat tussen Nederlanders die wel of niet geloven. Behalve dat gelovigen, vooral van katholieke huize, het aanmerkelijk gemakkelijker nemen met de belastingmoraal en strenger zijn in kwesties als abortus en euthanasie.”
Davidse verklaarde dat zijn normen en waarden gefundeerd zijn in het christelijke geloof. ,,Mijn basisovertuiging is dat er door God gegeven regels zijn. Toch denk ik dat je in de ethiek alleen op basisniveau kunt refereren aan je geloofservaringen. Ik koester twee one-liners: ‘Heb god en je naaste lief’ en ‘Niet heersen, maar dienen’. Verder ben ik ervan overtuigd dat ook een atheïst tot een plausibel ethisch referentiekader kan komen.”
,,Als atheïst laat ik me inspireren door willekeurig welk woord”, zei Philipse. ,,De hele wereldliteratuur ligt voor me open. Ik ben niet gebonden aan religieuze vooroordelen; dat je bijvoorbeeld je moraal uitsluitend op de bijbel baseert. In de bijbel staan ook buitengewoon nare dingen. Er wordt nogal eens wat gezegd over ongelovigen, die allemaal naar de hel moeten. De bijbel is een oud boek en in moreel opzicht drastisch verouderd.”
Er is in de geschiedenis sprake van een verschuiving van het godsbeeld, constateerde iemand uit het publiek. Geeft dat niet aan dat het godsbeeld tijds- en cultuurgebonden is, dat het louter gaat om een psychische beleving? Davidse: ,,Dat het godsbeeld een ontwikkeling doormaakt, is een fact of life. Maar dat geldt voor alles in het leven. De klassieke theologie zegt het mooi: god is zowel transcendent als immanent; het is een mysterium tremendum et fascinans, een mysterie dat vrees oproept en fascineert.”
Het ‘Atheïstisch Manifest. Drie wijsgerige opstellen over godsdienst en moraal’ is uitgegeven door Prometheus, ISBN 90 5333 3800.
Comments are closed.