Opinie

Fout

“Ik heb jouw vader onlangs nog de oren gewassen”, zei ik vrijdag op een feestje bij mijn uitgever tegen Thomas von der Dunk. “O ja, hoe dat zo?”, vroeg Thomas.

Ik vertelde dat ik in mijn vorige column emeritus hoogleraar Herman von der Dunk onnozel had genoemd, omdat hij zich in een ingezonden brief in NRC Handelsblad zeer laatdunkend had uitgelaten over de TU Delft.

“Haha, nee hoor, dat was ik!”, kraaide Thomas. Tot een inhoudelijke discussie kwam het helaas niet. “Mijn vader woont toch niet in Amsterdam?”, zei Thomas verwijtend. Dat wist ik niet. Wel had ik kunnen weten dat hij de initialen H.W. heeft, en niet T.H., zoals onder de brief stond. Mijn welgemeende excuses aan H.W. von der Dunk, en alsnog een oorvijg voor T.H. von der Dunk.

Over fout gesproken . en dit is waarschijnlijk de oorzaak van de persoonsverwisseling . Herman von der Dunk onderzoekt in opdracht van de KNAW het oorlogsverleden van P.J. Meertens. Voor wie dat niks zegt: Meertens is ‘Meneer Beerta’ in J.J. Volskuils monumentale sleutelroman ‘Het Bureau’. En wie ook dat niks zegt, heeft beslist iets gemist: 5500 pagina’s verrukkelijke kneuterigheid.

Volkskundige Piet Meertens zou regelmatig contact hebben gehad met hoge SS-officieren, en hen zijn diensten hebben aangeboden. Een netelige kwestie, aangezien de nazi’s volkskunde misbruikten voor hun rassentheorieën. Was Meertens fout of slechts naïef? Wie aan Meneer Beerta denkt, meent vast dat laatste, maar in hoeverre het door Voskuil geschetste beeld van Meertens strookt met de werkelijkheid valt te bezien. De oorlogsjaren komen in ‘Het Bureau’ niet voor . de roman begint in 1957.

Met Meertens Instituut is een onderzoeksinstituut van de KNAW, en bestudeert en documenteert de Nederlandse taal en cultuur. De KNAW wacht rustig de uitkomst van de Commissie Von der Dunk af, en neemt geen overhaaste besluiten.

Welk een schril contrast met de handelwijze van de colleges van bestuur van de Universiteit Utrecht en de Universiteit Maastricht inzake de scheikundige Peter Debye, een van de achttien Nederlandse Nobelprijswinnaars.

Met veel rumoer deed Sybe Rispens in zijn boek ‘Einstein in Nederland’ twee ‘onthullingen’ over Debye. Het betreft een niet ondertekende brief waarin staat dat joden op last van het regime geen lid mogen zijn van een beroepsvereniging, en een verwijzing naar een telegram dat nooit is teruggevonden. Flinterdunne onderbouwing voor de vreselijke aantijging dat Debye fout is geweest in de oorlog. Maar wel goed voor de verkoop. Nobelprijswinnaar Marinus Veltman schreef een lovend voorwoord, waarvan hij nu veel spijt heeft. Want de Universiteit Utrecht schrapte onmiddellijk de naam van het Debye Instituut, en de Universiteit Maastricht weigert nog langer mee te werken aan de Debye-prijs voor jonge wetenschappers. Zonder enige vorm van onderzoek laten twee universiteiten een prominente wetenschapper vallen als een baksteen. Het wordt steeds duidelijker dat Debye groot onrecht is aangedaan. Zo laat Herman de Lang in het julinummer van Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde geen spaan heel van Rispens’ beschuldigingen.

Het is niet erg om een fout te maken, maar het is onvergeeflijk om daarin tegen beter weten in te volharden. Een echte vent geeft zijn fout ruiterlijk toe. Nu die twee cvb’s nog.

Dap Hartmann is astronoom. Hij is werkzaam als docent bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

“Ik heb jouw vader onlangs nog de oren gewassen”, zei ik vrijdag op een feestje bij mijn uitgever tegen Thomas von der Dunk. “O ja, hoe dat zo?”, vroeg Thomas. Ik vertelde dat ik in mijn vorige column emeritus hoogleraar Herman von der Dunk onnozel had genoemd, omdat hij zich in een ingezonden brief in NRC Handelsblad zeer laatdunkend had uitgelaten over de TU Delft.

“Haha, nee hoor, dat was ik!”, kraaide Thomas. Tot een inhoudelijke discussie kwam het helaas niet. “Mijn vader woont toch niet in Amsterdam?”, zei Thomas verwijtend. Dat wist ik niet. Wel had ik kunnen weten dat hij de initialen H.W. heeft, en niet T.H., zoals onder de brief stond. Mijn welgemeende excuses aan H.W. von der Dunk, en alsnog een oorvijg voor T.H. von der Dunk.

Over fout gesproken . en dit is waarschijnlijk de oorzaak van de persoonsverwisseling . Herman von der Dunk onderzoekt in opdracht van de KNAW het oorlogsverleden van P.J. Meertens. Voor wie dat niks zegt: Meertens is ‘Meneer Beerta’ in J.J. Volskuils monumentale sleutelroman ‘Het Bureau’. En wie ook dat niks zegt, heeft beslist iets gemist: 5500 pagina’s verrukkelijke kneuterigheid.

Volkskundige Piet Meertens zou regelmatig contact hebben gehad met hoge SS-officieren, en hen zijn diensten hebben aangeboden. Een netelige kwestie, aangezien de nazi’s volkskunde misbruikten voor hun rassentheorieën. Was Meertens fout of slechts naïef? Wie aan Meneer Beerta denkt, meent vast dat laatste, maar in hoeverre het door Voskuil geschetste beeld van Meertens strookt met de werkelijkheid valt te bezien. De oorlogsjaren komen in ‘Het Bureau’ niet voor . de roman begint in 1957.

Met Meertens Instituut is een onderzoeksinstituut van de KNAW, en bestudeert en documenteert de Nederlandse taal en cultuur. De KNAW wacht rustig de uitkomst van de Commissie Von der Dunk af, en neemt geen overhaaste besluiten.

Welk een schril contrast met de handelwijze van de colleges van bestuur van de Universiteit Utrecht en de Universiteit Maastricht inzake de scheikundige Peter Debye, een van de achttien Nederlandse Nobelprijswinnaars.

Met veel rumoer deed Sybe Rispens in zijn boek ‘Einstein in Nederland’ twee ‘onthullingen’ over Debye. Het betreft een niet ondertekende brief waarin staat dat joden op last van het regime geen lid mogen zijn van een beroepsvereniging, en een verwijzing naar een telegram dat nooit is teruggevonden. Flinterdunne onderbouwing voor de vreselijke aantijging dat Debye fout is geweest in de oorlog. Maar wel goed voor de verkoop. Nobelprijswinnaar Marinus Veltman schreef een lovend voorwoord, waarvan hij nu veel spijt heeft. Want de Universiteit Utrecht schrapte onmiddellijk de naam van het Debye Instituut, en de Universiteit Maastricht weigert nog langer mee te werken aan de Debye-prijs voor jonge wetenschappers. Zonder enige vorm van onderzoek laten twee universiteiten een prominente wetenschapper vallen als een baksteen. Het wordt steeds duidelijker dat Debye groot onrecht is aangedaan. Zo laat Herman de Lang in het julinummer van Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde geen spaan heel van Rispens’ beschuldigingen.

Het is niet erg om een fout te maken, maar het is onvergeeflijk om daarin tegen beter weten in te volharden. Een echte vent geeft zijn fout ruiterlijk toe. Nu die twee cvb’s nog.

Dap Hartmann is astronoom. Hij is werkzaam als docent bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.