Onderwijs

Extra aandacht voor jong talent

Ongeveer vierhonderd basisscholen krijgen van het ministerie van onderwijs subsidie om slimme leerlingen extra te stimuleren. Met de ‘excellentieprojecten’ is meer dan vijf miljoen euro gemoeid.

De ongeveer vierhonderd basisscholen krijgen de kans om in de klas extra aandacht te geven aan hoger begaafde leerlingen. Volgens staatssecretaris Dijksma is die extra aandacht nodig. “Kinderen die iets sneller kunnen leren, krijgen vaak niet de aandacht die ze verdienen. Ongeveer een derde van deze leerlingen wordt niet voldoende uitgedaagd”, stelt Dijksma.

“De gekozen voorstellen zijn innovatief en betrekken hun omgeving bij het project”, zegt KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf, die leiding gaf aan de commissie die de voorstellen beoordeelde. Zo gaan de basisscholen plusgroepen en ict-projecten opzetten en versterken ze de samenwerkingsbanden met hogescholen en universiteiten in de buurt.

Twee van de betrokken instellingen zijn de pabo Groenewoud Nijmegen en het Centrum Begaafdheidsonderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen. Samen gaan ze een twintigtal basisscholen uit de regio helpen met de scholing en begeleiding van leraren.

“Hoogbegaafdheid staat ook bij de pabo’s op de agenda”, zegt Yvonne Visser, directeur van de Nijmeegse pabo. “We werken bijvoorbeeld al samen met speciale scholen voor hoogbegaafde kinderen – de zogenoemde Leonardoscholen – en onze studenten kunnen een minor rond hoogbegaafdheid volgen. Er is immers niet één antwoord op hoogbegaafdheid; het gaat vaak echt om maatwerk.”

De scholen die geen subsidie kregen kunnen beroep doen op een aantal landelijke programma’s, zoals een virtuele topschool of een project van het Platform Bèta Techniek dat basisschoolleerlingen laat kennismaken met wetenschappelijk onderzoek. Voor die landelijke projecten is nog eens vijf miljoen euro uitgetrokken.

Aan de universiteiten lopen al langer initiatieven voor slimme en enthousiaste basisschoolleerlingen. De TU Delft organiseert speciaal voor basisscholen educatieve activiteiten en projecten. Doel is wetenschap en techniek dichter bij de leerlingen te brengen. Het aanbod varieert van workshops bij de TU Delft tot verschillende producten zoals projectkoffers en technokisten die in de klas kunnen worden gebruikt.

Instellingen als de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit van Tilburg en de Universiteit Maastricht organiseren bijvoorbeeld ‘kinderuniversiteiten’. Hoogleraren geven een paar keer per jaar speciale lezingen voor kinderen over onderwerpen als ‘Kijk in je lijf’ en ‘Waarom win ik nooit de loterij?’.

Onlangs publiceerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg een alarmerend rapport over de invloed van techniek in de operatiekamer. Omdat doktoren niet weten hoe apparaten precies werken, sterven tientallen mensen. Schrikt u hiervan?
“Zou jij hun noodkreet lezen als ze die sterfgevallen niet noemen? Ze leggen een direct verband tussen doden, techniek en doktoren. Dat moet echt nog nauwkeuriger worden onderzocht. Het ligt wel voor de hand dat er veel misgaat in de operatiekamer omdat internisten en chirurgen niet goed weten hoe ze met nieuwe technische apparaten moeten werken. Dat gaat me zeer aan het hart en wij willen deze problemen oplossen. Daarom vind ik het goed dat de inspectie de noodklok luidt, vooral omdat zij er de nadruk op legt dat het ziekenhuis verantwoordelijk is. Veel artsen zijn daar blij mee, want er moet echt wat veranderen. Er zijn de afgelopen jaren bijvoorbeeld goede spullen wegbezuinigd uit de operatiekamer. Dat kan niet en dat wordt nu duidelijk gemaakt aan het bestuur van ziekenhuizen.”

Wat is er misgegaan?
“Door de eeuwen heen, en dat zal ik ook in mijn intreerede laten zien, is er veel veranderd voor chirurgen. Rond 1700 werd een been nog afgezet op de markt en tijdens de oorlog vonden operaties plaats op keukentafels. De ontwikkelingen na de oorlog zijn revolutionair. Nu zijn overal geavanceerde apparaten voor. We kunnen daarom mensen van binnen beter in beeld brengen en steeds preciezer werken. Dat is geweldig, maar het maakt ons werk ook steeds ingewikkelder. De operatiekamer ziet eruit als de cockpit van een vliegtuig, vol met knopjes en schermpjes. De uiteindelijke schuld van sterfgevallen wordt vaak bij chirurgen gelegd. Maar de chirurg doet het niet alleen. Bij een operatie werken veel mensen samen, dus het gaat ook om hoe zij met elkaar communiceren. Dat is nu bijvoorbeeld nog veel te hiërarchisch. Tijdens een operatie kan er wat misgaan met apparatuur of kan apparatuur niet goed worden bediend. Ook daar moet wat aan worden gedaan.”

U ziet het als uw missie om dat soort problemen te verhelpen. Hoe kan dit worden opgelost?
“Door ingenieurs en artsen samen te laten werken. Een industrieel ontwerper die een operatiekamer ziet, heeft direct door hoe onhandig alles staat opgesteld. In de operatiekamer komen steeds nieuwe apparaten binnen, en die worden regelmatig gewoon maar ergens neergezet. Daar denkt een arts niet over na. Er was bijvoorbeeld een kamer waar de beeldschermen, die gebruikt worden bij kijkoperaties, op zuilen stonden. De chirurg kon het scherm alleen zien als hij zijn nek verdraaide. Gevaarlijk bovendien, omdat ze zo konden worden omgestoten. Een ingenieur zet alles direct eenvoudiger en ergonomischer neer. Dat is echt een meerwaarde. Nu worden beeldschermen ontwikkeld die meedraaien met de chirurg, zodat ze altijd goed zichtbaar zijn.”

Hoe kunt u ervoor zorgen dat chirurgen beter met technische apparaten leren omgaan?
“Door proactief op te treden. We moeten ons voortdurend afvragen wat er gebeurt in een niet-alledaagse situatie. Stel dat de stroom uitvalt of een apparaat er opeens mee ophoudt of niet precies doet wat het zou moeten doen. Hoe moeten we dan opereren? Het is belangrijk om daar over na te denken, zodat chirurgen er op voorbereid zijn dat een systeem kan falen. We zouden chirurgen ook actief moeten opleiden, door ze heel precies uit te leggen hoe de apparaten werken. Daarnaast worden nu te veel apparaten gemaakt, waar niemand wat aan heeft.”

Welke problemen met nieuw technisch materiaal hebt u als chirurg aan den lijve ondervonden?
“Ik heb ooit een mixer gebruikt om galstenen in de galblaas te vergruizen. De ontwikkeling van dat ding kostte miljoenen. Maar ik was twintig minuten langer met opereren bezig door die mixer. Dat was nogal overbodig, omdat er een simpele manier is om galstenen te verwijderen. Je maakt een gaatje in de buik en verwijdert ze. Het is erg grappig dat het concept van die mixer uiteindelijk voor een prikje is verkocht aan een mixerfabriek, voor huishoudelijk gebruik. Het was een gadget waar een chirurg niets aan heeft.
Ik heb ook een tijd twee voetpedalen gebruikt om instrumenten aan te zetten tijdens een operatie. Dat was vervelend. Een operatie duurt vaak uren. Daarom stond ik vaak lange tijd op een been en dat maakt het opereren er niet eenvoudiger op. Als ik het voetpedaal even niet had gebruikt, zat ik onder de tafel steeds naar het ding te zoeken en wist ik niet meer of ik nou het rechter- of het linkerpedaal onder mijn schoenzool had zitten. Nu is dat probleem gelukkig opgelost door een knopje op het instrument te maken. Zo zijn er veel situaties waarbij een chirurg zich tijdens een operatie, als hij dat mocht, vertwijfeld achter op zijn hoofd zou krabben.”

U bent vanaf 2007 aan de TU Delft verbonden. Welke uitvindingen van uw Delftse collega’s hebben u verrast?
“Een ballon om massale bloedingen te stelpen. Geen hightech uitvinding, maar wel heel belangrijk. Dat ding gaat levens redden. Een bloeding wordt nu met tampons en waterzakken tegengegaan en je moet maar hopen dat de bloeding stopt. Deze ballon werkt veel effectiever. Wat een flauwekul zo’n ballon, kun je zeggen, maar het is een zegen voor chirurgen. Dat komt ook doordat de uitvinder in de operatiekamer is geweest en heeft gekeken bij operaties. Op deze manier zien ingenieurs precies waar de chirurg behoefte aan heeft.”

U wilt ingenieurs en chirurgen bij elkaar brengen. Hoe gaat u dit doen?
“Door ze met elkaar samen te laten werken. Dan leren ze elkaars wereld kennen. Ik vind dat onze studenten bijvoorbeeld ook basale kennis moeten hebben van anatomie en fysiologie. Het zou ook een goede zaak zijn als ze coschappen lopen in een ziekenhuis. Ik heb op dit moment een promovendus die ook chirurg in opleiding is. Dat is een goed voorbeeld van samenwerking. We breiden ook de uitwisselingen tussen het Netherlands Institute of Health Sciences (Nihes) uit. Het Nihes is een samenwerking tussen zes Nederlandse universiteiten en medische centra en verzorgt masteropleidingen en promotietrajecten.”

U had als gepensioneerde al rustig op uw lauweren kunnen rusten. Waarom doet u dat niet?“Ik heb vaak meegemaakt dat het in de operatiekamer mis ging bij het bedienen van ingewikkelde, technische apparaten. Ik vind dat daar wat aan gedaan moet worden. Als chirurg werk ik daarom al twintig jaar samen met de TU Delft. Maar ik had steeds te weinig tijd om echt iets te veranderen. Nu ik met pensioen ben, hoef ik mij er niet alleen buiten het werk mee bezig te houden. Ik vind dit hoogleraarschap een grote kans om de operatiekamer positief te veranderen. Ik wil bruggen bouwen tussen de mensen die de techniek gebruiken en de mensen die ze toepassen.”

De afgelopen jaren is duidelijk geworden hoeveel invloed de techniek heeft in de operatiekamer. In de toekomst zullen er alleen maar meer apparaten bij komen. Hoe ziet volgens u de operatiekamer eruit in 2050?
“Nanotechnologie zal veel veranderen voor chirurgen. Ik voorzie dat we medicijnen tegen kanker in de cellen kunnen brengen. Lasergebruik en mri-scans zullen nog belangrijker worden. Van snijdende chirurgen gaan we naar opereren op celniveau. Dit heeft belangrijke gevolgen. Dat zijn namelijk allemaal beeldgeleide procedures en waarschijnlijk is er voor de chirurg straks een fusie van beelden. Dan is het zeer belangrijk dat de techniek goed werkt, dat de techniek uitstekend wordt afgesteld op de behoeftes van chirurgen en dat de chirurgen weten wat ze moeten doen als de techniek faalt. Daarvoor zullen chirurgen en ingenieurs elkaar hard nodig hebben.”

De ongeveer vierhonderd basisscholen krijgen de kans om in de klas extra aandacht te geven aan hoger begaafde leerlingen. “Kinderen die iets sneller kunnen leren, krijgen vaak niet de aandacht die ze verdienen. Ongeveer een derde van deze leerlingen wordt niet voldoende uitgedaagd”, stelt staatssecretaris Dijksma.

“De gekozen voorstellen zijn innovatief en betrekken hun omgeving bij het project”, zegt KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf, die leiding gaf aan de commissie die de voorstellen beoordeelde. Zo gaan de basisscholen plusgroepen en ict-projecten opzetten en versterken ze de samenwerkingsbanden met hogescholen en universiteiten in de buurt.

Twee van de betrokken instellingen zijn de pabo Groenewoud Nijmegen en het Centrum Begaafdheidsonderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen. Samen gaan ze een twintigtal basisscholen uit de regio helpen met de scholing en begeleiding van leraren.

“Hoogbegaafdheid staat ook bij de pabo’s op de agenda”, zegt Yvonne Visser, directeur van de Nijmeegse pabo. “We werken bijvoorbeeld al samen met speciale scholen voor hoogbegaafde kinderen – de zogenoemde Leonardoscholen – en onze studenten kunnen een minor rond hoogbegaafdheid volgen. Er is immers niet één antwoord op hoogbegaafdheid; het gaat vaak echt om maatwerk.”

De scholen die geen subsidie kregen kunnen beroep doen op een aantal landelijke programma’s, zoals een virtuele topschool of een project van het Platform Bèta Techniek dat basisschoolleerlingen laat kennismaken met wetenschappelijk onderzoek. Voor die landelijke projecten is nog eens vijf miljoen euro uitgetrokken.

Aan de universiteiten lopen al langer initiatieven voor slimme en enthousiaste basisschoolleerlingen. De TU Delft organiseert speciaal voor basisscholen educatieve activiteiten en projecten. Doel is wetenschap en techniek dichter bij de leerlingen te brengen. Het aanbod varieert van workshops bij de TU Delft tot verschillende producten zoals projectkoffers en technokisten die in de klas kunnen worden gebruikt.

Instellingen als de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit van Tilburg en de Universiteit Maastricht organiseren bijvoorbeeld ‘kinderuniversiteiten’. Hoogleraren geven een paar keer per jaar speciale lezingen voor kinderen over onderwerpen als ‘Kijk in je lijf’ en ‘Waarom win ik nooit de loterij?’.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.