Onderwijs

Er moet bereidheid zijn een gezamenlijk beleid te voeren

Evert van den Bergh, de nieuwe directeur Universitaire Strategie en Beleid van de Universiteitsdienst vindt de TU Delft een fantastisch instituut.

,,Daar mogen wij % medewerkers en studenten – trotser op zijn dan we nu vaak laten blijken.”

Van den Bergh is afkomstig van Esso. Daar wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van werknemers door hen bijvoorbeeld regelmatig te laten wisselen van functie. Dit draagt bij tot verbreding van kennis en tot begrip voor taken en verantwoordelijkheden van de verschillende organisatieonderdelen. Zijn indruk is dat dit aspect bij de TU Delft minder aandacht krijgt. ,,Een universiteit is natuurlijk een wezenlijk andere organisatie met andere doelen en taken dan Esso. Maar toch zou verandering voor medewerkers in ondersteunende functies – zoals de Universiteitsdienst – niet slecht zijn.

Bij de oliemaatschappij was Van den Bergh onder meer verantwoordelijk voor de distributie van olieproducten in Nederland. Ook gaf hij leiding aan de aardgasfunctie van Esso. Hij was verder nauw betrokken bij de samenvoeging van Esso België, Nederland en Luxemburg en hij werd daarna de financiële directeur van deze Benelux-groep. Van 1991 tot 2002 had Van den Bergh overigens zelf maar één functie: hij was lid van de raad van bestuur en voor een vijftal jaren verantwoordelijk voor het overleg met de ondernemingsraad. ,,In die periode was ik wederom nauw betrokken bij een ingrijpende reorganisatie en wel de implementatie van de fusie van Exxon % de moedermaatschappij van Esso % en Mobil voor de Benelux.”

Van den Bergh kon dit jaar met pensioen, maar daar had hij geen zin in. Wel wilde hij iets totaal anders en dat werd de TU Delft. Van den Bergh vindt de universiteit een fantastisch instituut met mensen met goede en originele ideeën. ,,Het is alleen jammer dat de medewerkers en studenten veel te weinig trots zijn op deze universiteit. Zelfkritiek moet worden gebruikt om de TU verder te ontwikkelen en niet om de eigen reputatie af te breken. Er is steeds meer concurrentie op onderwijsgebied en het zou werkelijk zonde zijn als de TU zich in de voet schoot door een slechte presentatie naar buiten.”

Van den Bergh ziet de TU als een verband van verschillende ‘krachtige werkmaatschappijen’ met individuele professionals aan de basis. ,,Wel moet er de bereidheid zijn om een gezamenlijk beleid te voeren, bijvoorbeeld als het gaat om het verbeteren van het imago, internationale samenwerking of studentenwerving. Mijn indruk is dat deze bereidheid niet overal even sterk is ontwikkeld.”

Koppeling

Daarnaast heeft Van den Bergh zorg over de koppeling tussen het beleid en de uitvoering ervan. Vooral als het een zaak van lange adem is. ,,Als ik bijvoorbeeld afga op de sfeer in de groepsraad, staan de faculteiten open voor het ontwikkelen van gezamenlijk beleid op daartoe geëigende gebieden. Tegelijkertijd moet echter het draagvlak voor de uitvoering veel aandacht krijgen, zodat medewerkers zich ook met overtuiging kunnen conformeren aan de beleidsaspecten en de uitvoering ervan. Het is mijn perceptie dat in het verleden de individuele professionals uit de verschillende eenheden niet altijd genoeg of niet effectief betrokken zijn bij besluitvoorbereiding. Dat bemoeilijkt de uitvoering van besluiten. Het directoraat USB moet bekijken hoe wij in nauwe interactie met de faculteiten op een goede manier dieper in deorganisatie dit draagvlak kunnen verwezenlijken. Het gaat om communicatie en betrokkenheid.”

Als econoom heeft Van den Bergh ook oog voor de moeilijke financiële situatie van de TU. ,,Op korte termijn moet er gezocht worden naar mogelijkheden voor samenwerking met andere universiteiten en het bedrijfsleven. Daarbij vind ik wel dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid gehandhaafd moet blijven. De kennis ontwikkeld op de TU moet in principe de hele maatschappij – dus meer dan één bedrijf of publieke organisatie – ten goede kunnen komen.”

Evert van den Bergh, de nieuwe directeur Universitaire Strategie en Beleid van de Universiteitsdienst vindt de TU Delft een fantastisch instituut. ,,Daar mogen wij % medewerkers en studenten – trotser op zijn dan we nu vaak laten blijken.”

Van den Bergh is afkomstig van Esso. Daar wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van werknemers door hen bijvoorbeeld regelmatig te laten wisselen van functie. Dit draagt bij tot verbreding van kennis en tot begrip voor taken en verantwoordelijkheden van de verschillende organisatieonderdelen. Zijn indruk is dat dit aspect bij de TU Delft minder aandacht krijgt. ,,Een universiteit is natuurlijk een wezenlijk andere organisatie met andere doelen en taken dan Esso. Maar toch zou verandering voor medewerkers in ondersteunende functies – zoals de Universiteitsdienst – niet slecht zijn.

Bij de oliemaatschappij was Van den Bergh onder meer verantwoordelijk voor de distributie van olieproducten in Nederland. Ook gaf hij leiding aan de aardgasfunctie van Esso. Hij was verder nauw betrokken bij de samenvoeging van Esso België, Nederland en Luxemburg en hij werd daarna de financiële directeur van deze Benelux-groep. Van 1991 tot 2002 had Van den Bergh overigens zelf maar één functie: hij was lid van de raad van bestuur en voor een vijftal jaren verantwoordelijk voor het overleg met de ondernemingsraad. ,,In die periode was ik wederom nauw betrokken bij een ingrijpende reorganisatie en wel de implementatie van de fusie van Exxon % de moedermaatschappij van Esso % en Mobil voor de Benelux.”

Van den Bergh kon dit jaar met pensioen, maar daar had hij geen zin in. Wel wilde hij iets totaal anders en dat werd de TU Delft. Van den Bergh vindt de universiteit een fantastisch instituut met mensen met goede en originele ideeën. ,,Het is alleen jammer dat de medewerkers en studenten veel te weinig trots zijn op deze universiteit. Zelfkritiek moet worden gebruikt om de TU verder te ontwikkelen en niet om de eigen reputatie af te breken. Er is steeds meer concurrentie op onderwijsgebied en het zou werkelijk zonde zijn als de TU zich in de voet schoot door een slechte presentatie naar buiten.”

Van den Bergh ziet de TU als een verband van verschillende ‘krachtige werkmaatschappijen’ met individuele professionals aan de basis. ,,Wel moet er de bereidheid zijn om een gezamenlijk beleid te voeren, bijvoorbeeld als het gaat om het verbeteren van het imago, internationale samenwerking of studentenwerving. Mijn indruk is dat deze bereidheid niet overal even sterk is ontwikkeld.”

Koppeling

Daarnaast heeft Van den Bergh zorg over de koppeling tussen het beleid en de uitvoering ervan. Vooral als het een zaak van lange adem is. ,,Als ik bijvoorbeeld afga op de sfeer in de groepsraad, staan de faculteiten open voor het ontwikkelen van gezamenlijk beleid op daartoe geëigende gebieden. Tegelijkertijd moet echter het draagvlak voor de uitvoering veel aandacht krijgen, zodat medewerkers zich ook met overtuiging kunnen conformeren aan de beleidsaspecten en de uitvoering ervan. Het is mijn perceptie dat in het verleden de individuele professionals uit de verschillende eenheden niet altijd genoeg of niet effectief betrokken zijn bij besluitvoorbereiding. Dat bemoeilijkt de uitvoering van besluiten. Het directoraat USB moet bekijken hoe wij in nauwe interactie met de faculteiten op een goede manier dieper in deorganisatie dit draagvlak kunnen verwezenlijken. Het gaat om communicatie en betrokkenheid.”

Als econoom heeft Van den Bergh ook oog voor de moeilijke financiële situatie van de TU. ,,Op korte termijn moet er gezocht worden naar mogelijkheden voor samenwerking met andere universiteiten en het bedrijfsleven. Daarbij vind ik wel dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid gehandhaafd moet blijven. De kennis ontwikkeld op de TU moet in principe de hele maatschappij – dus meer dan één bedrijf of publieke organisatie – ten goede kunnen komen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.