Er was eens een dorp in het kale en dorre Verweggistan, waarvan de dorpsbewoners voor water waren aangewezen op een ver afgelegen put. De tocht over de steppe naar de waterput werd steevast door de vrouwen afgelegd, waarbij zij de uitgestrekte droge vlakte vastberaden trotseerden.
Eigenzinnige westerse ontwikkelingswerkers namen de opbouw van de dorpsgemeenschap ter hand en zorgden voor een nieuwe waterput midden in het dorp. Tot hun verbazing meden de vrouwen de nieuwe watervoorziening en bleven zij naar de oorspronkelijke put gaan. De reden daarvoor was simpel. De zware tocht had namelijk een aangename, bijkomende functie die de hulpverleners over het hoofd hadden gezien: het water halen was een van de weinige mogelijkheden voor de vrouwen om buitenshuis te komen en elkaar te ontmoeten. Van die mogelijkheid bleven ze dus optimaal gebruik maken.
De les dat je een cultuur en de daarmee samenhangende sociale orde dient te doorgronden alvorens deze te willen veranderen (als je zoiets dan nog zou wensen!) is me rond het afscheid van Prins Claus veelvuldig door de media aangereikt. De verdiensten van de prins op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking leken postuum herontdekt te worden. Kernthema in diens denken was toch wel dat de zelfredzaamheid van onderontwikkelde samenlevingen bevorderd behoort te worden en dat het aandragen van bevoogdende en cultuurvreemde oplossingen uit den boze is. In wezen gaat het hier dus om het onderscheid tussen ingrijpen en begrijpen: twee andere letters en een wereld van verschil.
Inzicht in dit onderscheid is een eerste vereiste voor iedereen die aan de managementknoppen van een universiteit draait. Ik zie in de praktijk dat een faculteit zich alleen maar op basis van begrijpend bestuur laat ontwikkelen en veranderen. Zo rolt het onderwijsprogramma als een stoomwals door de organisatie, rechtsposities zijn aan alle kanten verankerd, academische vrijheid en persoonlijke fascinatie of obsessie blijven – los van alle mooie verhalen op papier – bepalend voor het onderzoek, en ga zo maar door. Neem daarbij dat een universiteit (zelfs een technische universiteit als de onze) een archipel met verschillende culturen is en ziedaar de essentie van onze managementproblematiek.
Ook een archipel heeft bestuur nodig en moet mee in de vaart der volkeren. De kunst is dan om enerzijds de verschillende eilandbewoners te overtuigen van nut en noodzaak om vooral ook gemeenschappelijke belangen na te streven en om anderzijds de kaste van eiland- en overkoepelende bestuurders ervan te overtuigen dat besef van deelbelangen, culturele fijngevoeligheid en een flinke dosis geduld sleutels tot gemeenschappelijk succes zijn. Het gaat dan kortom om het meta-begrijpen en je mag verwachten dat juist eenieder die bij een universiteit is aangesteld dat zou moeten kunnen. Medewerkers op de werkvloer die niets begrijpen of zich niets aantrekken van de belangen van het geheel én centrale knoppenbedieners die geen benul hebben van wezen en waarde van de primaire processen in de onderscheiden eenheden van de universiteit, behoren eigenlijk hun tas te pakken en linea recta de tent te verlaten. Selectie derhalve op cultureel inlevingsvermogen.
Het zou namelijk zonde zijn wanneer er een gemeenschappelijke waterput midden op de TU-campus wordt aangelegd, waar onze wetenschappers met een boog omheen lopen om vol goede moed voor hun levenselixer een barre tocht af te leggen naar een afgelegen tappunt.
Wat hoor ik u zeggen? Begrijp ik u goed dat dit wel de realiteit is binnen de TU Delft? Dan wordt het toch echt tijd om in te grijpen.
Prof.dr.ir. Th. de Jong is decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft.
Er was eens een dorp in het kale en dorre Verweggistan, waarvan de dorpsbewoners voor water waren aangewezen op een ver afgelegen put. De tocht over de steppe naar de waterput werd steevast door de vrouwen afgelegd, waarbij zij de uitgestrekte droge vlakte vastberaden trotseerden. Eigenzinnige westerse ontwikkelingswerkers namen de opbouw van de dorpsgemeenschap ter hand en zorgden voor een nieuwe waterput midden in het dorp. Tot hun verbazing meden de vrouwen de nieuwe watervoorziening en bleven zij naar de oorspronkelijke put gaan. De reden daarvoor was simpel. De zware tocht had namelijk een aangename, bijkomende functie die de hulpverleners over het hoofd hadden gezien: het water halen was een van de weinige mogelijkheden voor de vrouwen om buitenshuis te komen en elkaar te ontmoeten. Van die mogelijkheid bleven ze dus optimaal gebruik maken.
De les dat je een cultuur en de daarmee samenhangende sociale orde dient te doorgronden alvorens deze te willen veranderen (als je zoiets dan nog zou wensen!) is me rond het afscheid van Prins Claus veelvuldig door de media aangereikt. De verdiensten van de prins op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking leken postuum herontdekt te worden. Kernthema in diens denken was toch wel dat de zelfredzaamheid van onderontwikkelde samenlevingen bevorderd behoort te worden en dat het aandragen van bevoogdende en cultuurvreemde oplossingen uit den boze is. In wezen gaat het hier dus om het onderscheid tussen ingrijpen en begrijpen: twee andere letters en een wereld van verschil.
Inzicht in dit onderscheid is een eerste vereiste voor iedereen die aan de managementknoppen van een universiteit draait. Ik zie in de praktijk dat een faculteit zich alleen maar op basis van begrijpend bestuur laat ontwikkelen en veranderen. Zo rolt het onderwijsprogramma als een stoomwals door de organisatie, rechtsposities zijn aan alle kanten verankerd, academische vrijheid en persoonlijke fascinatie of obsessie blijven – los van alle mooie verhalen op papier – bepalend voor het onderzoek, en ga zo maar door. Neem daarbij dat een universiteit (zelfs een technische universiteit als de onze) een archipel met verschillende culturen is en ziedaar de essentie van onze managementproblematiek.
Ook een archipel heeft bestuur nodig en moet mee in de vaart der volkeren. De kunst is dan om enerzijds de verschillende eilandbewoners te overtuigen van nut en noodzaak om vooral ook gemeenschappelijke belangen na te streven en om anderzijds de kaste van eiland- en overkoepelende bestuurders ervan te overtuigen dat besef van deelbelangen, culturele fijngevoeligheid en een flinke dosis geduld sleutels tot gemeenschappelijk succes zijn. Het gaat dan kortom om het meta-begrijpen en je mag verwachten dat juist eenieder die bij een universiteit is aangesteld dat zou moeten kunnen. Medewerkers op de werkvloer die niets begrijpen of zich niets aantrekken van de belangen van het geheel én centrale knoppenbedieners die geen benul hebben van wezen en waarde van de primaire processen in de onderscheiden eenheden van de universiteit, behoren eigenlijk hun tas te pakken en linea recta de tent te verlaten. Selectie derhalve op cultureel inlevingsvermogen.
Het zou namelijk zonde zijn wanneer er een gemeenschappelijke waterput midden op de TU-campus wordt aangelegd, waar onze wetenschappers met een boog omheen lopen om vol goede moed voor hun levenselixer een barre tocht af te leggen naar een afgelegen tappunt.
Wat hoor ik u zeggen? Begrijp ik u goed dat dit wel de realiteit is binnen de TU Delft? Dan wordt het toch echt tijd om in te grijpen.
Prof.dr.ir. Th. de Jong is decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek aan de TU Delft.

Comments are closed.