Als voormalig Shell-informaticus en romanschrijver lijkt TU-gastschrijver Gerrit Krol geknipt om een literaire brug te spannen naar Delftse technici.
,,Ik ben een bèta onder alfa’s en een alfa onder bèta’s. Een soort spion.”
,,Alsof de opeens de zon doorbreekt: een verhelderend licht valt over het geheel.” Bedachtzaam formulerend beschrijft Gerrit Krol het moment waarop een schrijver het juiste woord vindt. Dat moment lijkt wel op het ogenblik waarop een student een wiskundige redenering opeens snapt, vindt Krol, die een wiskundige opleiding heeft. Of op het moment waarop de romanlezer die een ingewikkelde omschrijving leest, opeens denkt: ,,Oh ja, zo zit het.” ,,Ik probeer het lichtknopje te vinden, waardoor duidelijk wordt wat ik bedoel. En ik ben vaak zelf de eerste die erachter komt”, omschrijft Krol het nog eens.
De schrijver-informaticus zit in het huisje achter in zijn tuin in het gehucht Oudemolen, bij Assen. In deze landelijke omgeving bereidt Krol zijn gastschrijverschap aan de TU voor, gezeten in een schrijvershol vol boeken. Het tuinhuisje is geïsoleerd van de buitenwereld in een dorp dat zelf ook al niet al te druk lijkt. Hier houdt Krol zijn zoektochten naar verhelderende woorden, en binnenkort komt hier ook de Vermeerlezing vandaan, een openbaar hoorcollege en twee werkcolleges.
Studenten die ook wel eens een verhelderend woord willen schrijven, kunnen in april bij Krol terecht. Hoe hij de werkcolleges in gaat kleden, weet hij nog niet precies, maar in ieder geval moet er iets glashelder beschreven worden.
,,Ik wil het hebben over het probleem dat je vaak hebt als technicus: dat je moeilijk kunt vertellen wat je eigenlijk doet.” Krol vertelt van de tijd toen hij nog ‘wetenschappelijk rekenaar was’, bij Shell. ,,Ik werkte met tamelijk complexe wiskunde, en ik smulde daarvan. Maar als ik dan thuis vertelde wat er zo mooi aan was, dat kwam niet echt over.”
Later is het toch nog aardig gelukt. Krol zou nog vijfendertig jaar werken bij Shell, bij de gaswinning in Groningen en in Venezuela en Ghana. Na zijn pensionering schreef hij, inmiddels ook romanschrijver, ‘60.000 uur’. Het gaat alleen over zijn werk als een van de eerste informatici bij Shell, en is toch leesbaar.
,,Ik had dat boekje al heel lang in mijn hoofd. Ik wilde uitleggen: wat heb ik bij Shell gedaan? Waar komt dat op neer? ” Als spelregel hield Krol zich voor dat het boekje niet langer mocht worden dan honderd bladzijden. ,,Ik ben geen Voskuil”, glimlacht Krol die de klus met rigoureus schrappen klaarde. ,,Er doen zo veel dingen niet ter zake.”
Ook zijn werkstudenten zullen zich moeten beperken. ,,Ik denk dat ik ze ga opdragen om iets wat ze zelf ingewikkeld vinden, uit hun studie, op één A4 op te schijven. Dat wil ik wel eens horen. Dat dwingt tot duidelijk formuleren. En het moet ook zonder jargon”
In het tweede werkcollege wil Krol de uitgebeende beschrijvingen becommentariëren. Toch twijfelt hij, geeft hij toe. Moet het wel over een zuiver technisch onderwerp gaan? of mogen de Delftse studenten zich ook wagen aan een literaire of persoonlijk getinte beschrijving? ,,Misschien willen die technici ook wel iets met literatuur doen. Ik sta daar natuurlijk als romanschrijver. Daar heb ik verstand van. Misschien dat bij nader inzien allebei mag: literair of technisch”, peinst Krol. ,,Wat denk jij ervan?”, vraagt hij.
Het lijkt misschien wat kort dag voor grote omwentelingen in het programma. Voor zijn vorigegastschrijverschap, in Groningen, had Krol een jaar voorbereidingstijd. Maar Delft, en organisator stichting Onderwijs Cultuur en Wetenschap, stonden op komende april, zodat Krol maar een maand of drie had.
,,De Vermeerlezing, daar ben ik ook nog mee bezig. Ik ga het hebben over de onhandige mens. Daarmee bedoel ik er twee: mensen die zich erop laten voorstaan onhandig te zijn, zo van: dat moet je mij niet vragen, ik kan geen hamer vasthouden. De alfa in een arrogante vorm, inderdaad.” Maar de onhandige mens is ook de bèta die met zijn handen niet meer verder komt.
,,Een voorbeeld is..”, begint Krol. ”Nee, ik zeg het ook maar niet”, houdt hij zich dan in. ,,want het is een mooi verhaal. Dat bewaar ik.”
Het zou Krol goed moeten lukken om zich in beide onhandige mensen in te leven, zegt hij. ,,Ik ben een alfa tussen bèta’s en tussen alfa’s altijd een bèta. Dat verkies ik ook: iets zijn waarvan je de enige bent. Een spion in een vreemd land. En dat is een vrijheid die men mij ook wel gunt.” Alleen word je nooit op een verantwoordelijke positie gevraagd, grinnikt Krol. ,,Nou ja, als gastschrijver wel, inderdaad.”
,,En ik wil het ook nog hebben over het verschil tussen talent en genialiteit. Daar heb ik nog nooit een goede definitie van gezien.” ,,Lijkt dat wat?”, vraagt hij peilend.
,,De lezingen verschijnen ook in druk. Als je mij aan het werk wil krijgen, moet je me het vooruitzicht geven van een boekje. Ha, denk ik dan, weer een boekje.”
Het openbaar hoorcollege, daar is Krol al wel mee klaar.
,,Wiskunde en Kunst, daar gaat het over.” Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen wat mooi is in de kunst en wat mooi is in de wiskunde, vindt dubbeltalent Krol. ,,Maar je moet dat niet te letterlijk nemen. Het is niet zo je met wiskunde als middel mooie beeldende kunst maakt.
,,Het wordt dus geen les toegepaste wiskunde in de kunst, meer iets beschouwelijks. Maar het gekke is: ik heb het geschreven. Het is een goed verhaal, dus ik ben alweer totaal vergeten waar het over gaat. Eigenlijk wil ik dat niet vertellen. Ik verras mezelf liever als ik daar eenmaal sta.”
Als voormalig Shell-informaticus en romanschrijver lijkt TU-gastschrijver Gerrit Krol geknipt om een literaire brug te spannen naar Delftse technici. ,,Ik ben een bèta onder alfa’s en een alfa onder bèta’s. Een soort spion.”
,,Alsof de opeens de zon doorbreekt: een verhelderend licht valt over het geheel.” Bedachtzaam formulerend beschrijft Gerrit Krol het moment waarop een schrijver het juiste woord vindt. Dat moment lijkt wel op het ogenblik waarop een student een wiskundige redenering opeens snapt, vindt Krol, die een wiskundige opleiding heeft. Of op het moment waarop de romanlezer die een ingewikkelde omschrijving leest, opeens denkt: ,,Oh ja, zo zit het.” ,,Ik probeer het lichtknopje te vinden, waardoor duidelijk wordt wat ik bedoel. En ik ben vaak zelf de eerste die erachter komt”, omschrijft Krol het nog eens.
De schrijver-informaticus zit in het huisje achter in zijn tuin in het gehucht Oudemolen, bij Assen. In deze landelijke omgeving bereidt Krol zijn gastschrijverschap aan de TU voor, gezeten in een schrijvershol vol boeken. Het tuinhuisje is geïsoleerd van de buitenwereld in een dorp dat zelf ook al niet al te druk lijkt. Hier houdt Krol zijn zoektochten naar verhelderende woorden, en binnenkort komt hier ook de Vermeerlezing vandaan, een openbaar hoorcollege en twee werkcolleges.
Studenten die ook wel eens een verhelderend woord willen schrijven, kunnen in april bij Krol terecht. Hoe hij de werkcolleges in gaat kleden, weet hij nog niet precies, maar in ieder geval moet er iets glashelder beschreven worden.
,,Ik wil het hebben over het probleem dat je vaak hebt als technicus: dat je moeilijk kunt vertellen wat je eigenlijk doet.” Krol vertelt van de tijd toen hij nog ‘wetenschappelijk rekenaar was’, bij Shell. ,,Ik werkte met tamelijk complexe wiskunde, en ik smulde daarvan. Maar als ik dan thuis vertelde wat er zo mooi aan was, dat kwam niet echt over.”
Later is het toch nog aardig gelukt. Krol zou nog vijfendertig jaar werken bij Shell, bij de gaswinning in Groningen en in Venezuela en Ghana. Na zijn pensionering schreef hij, inmiddels ook romanschrijver, ‘60.000 uur’. Het gaat alleen over zijn werk als een van de eerste informatici bij Shell, en is toch leesbaar.
,,Ik had dat boekje al heel lang in mijn hoofd. Ik wilde uitleggen: wat heb ik bij Shell gedaan? Waar komt dat op neer? ” Als spelregel hield Krol zich voor dat het boekje niet langer mocht worden dan honderd bladzijden. ,,Ik ben geen Voskuil”, glimlacht Krol die de klus met rigoureus schrappen klaarde. ,,Er doen zo veel dingen niet ter zake.”
Ook zijn werkstudenten zullen zich moeten beperken. ,,Ik denk dat ik ze ga opdragen om iets wat ze zelf ingewikkeld vinden, uit hun studie, op één A4 op te schijven. Dat wil ik wel eens horen. Dat dwingt tot duidelijk formuleren. En het moet ook zonder jargon”
In het tweede werkcollege wil Krol de uitgebeende beschrijvingen becommentariëren. Toch twijfelt hij, geeft hij toe. Moet het wel over een zuiver technisch onderwerp gaan? of mogen de Delftse studenten zich ook wagen aan een literaire of persoonlijk getinte beschrijving? ,,Misschien willen die technici ook wel iets met literatuur doen. Ik sta daar natuurlijk als romanschrijver. Daar heb ik verstand van. Misschien dat bij nader inzien allebei mag: literair of technisch”, peinst Krol. ,,Wat denk jij ervan?”, vraagt hij.
Het lijkt misschien wat kort dag voor grote omwentelingen in het programma. Voor zijn vorigegastschrijverschap, in Groningen, had Krol een jaar voorbereidingstijd. Maar Delft, en organisator stichting Onderwijs Cultuur en Wetenschap, stonden op komende april, zodat Krol maar een maand of drie had.
,,De Vermeerlezing, daar ben ik ook nog mee bezig. Ik ga het hebben over de onhandige mens. Daarmee bedoel ik er twee: mensen die zich erop laten voorstaan onhandig te zijn, zo van: dat moet je mij niet vragen, ik kan geen hamer vasthouden. De alfa in een arrogante vorm, inderdaad.” Maar de onhandige mens is ook de bèta die met zijn handen niet meer verder komt.
,,Een voorbeeld is..”, begint Krol. ”Nee, ik zeg het ook maar niet”, houdt hij zich dan in. ,,want het is een mooi verhaal. Dat bewaar ik.”
Het zou Krol goed moeten lukken om zich in beide onhandige mensen in te leven, zegt hij. ,,Ik ben een alfa tussen bèta’s en tussen alfa’s altijd een bèta. Dat verkies ik ook: iets zijn waarvan je de enige bent. Een spion in een vreemd land. En dat is een vrijheid die men mij ook wel gunt.” Alleen word je nooit op een verantwoordelijke positie gevraagd, grinnikt Krol. ,,Nou ja, als gastschrijver wel, inderdaad.”
,,En ik wil het ook nog hebben over het verschil tussen talent en genialiteit. Daar heb ik nog nooit een goede definitie van gezien.” ,,Lijkt dat wat?”, vraagt hij peilend.
,,De lezingen verschijnen ook in druk. Als je mij aan het werk wil krijgen, moet je me het vooruitzicht geven van een boekje. Ha, denk ik dan, weer een boekje.”
Het openbaar hoorcollege, daar is Krol al wel mee klaar.
,,Wiskunde en Kunst, daar gaat het over.” Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen wat mooi is in de kunst en wat mooi is in de wiskunde, vindt dubbeltalent Krol. ,,Maar je moet dat niet te letterlijk nemen. Het is niet zo je met wiskunde als middel mooie beeldende kunst maakt.
,,Het wordt dus geen les toegepaste wiskunde in de kunst, meer iets beschouwelijks. Maar het gekke is: ik heb het geschreven. Het is een goed verhaal, dus ik ben alweer totaal vergeten waar het over gaat. Eigenlijk wil ik dat niet vertellen. Ik verras mezelf liever als ik daar eenmaal sta.”
Comments are closed.