,,De maaier is het allerleukst, de kettingzaag is een goede tweede.” Maas Kraamer werkt al bijna achtentwintig jaar bij de Tuin- en Plantsoenendienst van de TU.
Regen en kou raken deze ,,vrijbuiter en anarchist uit het Stenen Tijdperk” niet, er is slechts één ding waar hij tegen opziet: met een gietertje binnen de plantenbakken watergeven. ,,Dat past niet bij mijn temperament.”
,,Op mijn veertiende ben ik de tuin in gegaan. Ik had geen zin meer om te leren. Eigenlijk wilde ik iets met dieren doen; maar toen ik de arbeidsbeurs binnenstapte werd er net opgebeld door een tuinbedrijfje. Ik dacht, dat is bijna hetzelfde, laat ik het maar doen.” Kraamer zou ‘de tuin’ ook nooit meer verlaten. Na een paar jaar kwam hij bij de tuindienst van de TU terecht, waar hij inmiddels al bijna 28 jaar rondloopt.
In een kleine keet achter het sportcentrum zit de tuinman met grijze paardestaart aan een kop koffie. ,,Hoe lang ik die paardestaart al heb? Toen lang haar uit begon te raken heb ik het door laten groeien. Ik ben nogal een vrijbuiter, hik een beetje tegen anarchisme aan. Die staart geeft een soort dwarsheid aan, alsof ik uit het Stenen Tijdperk kom. Afgelopen weekend vroeg iemand of dat ‘postmoderne staartje’ echt zo postmodern was. Ik antwoordde dat ik mijn geld liever uitgeef aan een biertje dan aan de kapper.” Een beetje zorgelijk strijkt Kraamer over zijn haar: ,,Het is alleen de vraag hoe lang het nog blijft hangen. Het begint een beetje dun te worden. Als ik kaal word, dan gaat al mijn haar er ook radicaal af. Zo’n randje wil ik niet, geen standaard ambtenarenkop, over m’n hele dooie lijk niet.”
Buiten werkt Kraamers collega in de najaarszon aan de belijning van de sportvelden. ,,Het is natuurlijk lekker als het zonnetje schijnt. Toch zit ik liever in de plensregen op mijn grasmaaier, dan dat ik binnen werk. Eens in de twee weken moeten we de plantenbakken in de TU-gebouwen water geven. En als ik ergens een teringhekel aan heb, dan is het dat wel. We zijn hier allemaal liever met een ferm stuk machien bezig, dan dat we als een halve mongool met zo’n gietertje lopen. Dat past niet bij ons temperament. ‘Tuinman, er zitten beestjes in mijn planten’, krijg je dan bijvoorbeeld te horen. Dan kijk je in de prullenbak, waar een klokhuis of bananenschil ligt te rotten. Die beestjes zijn fruitvliegjes. Zulke dingen gaan je enorm irriteren.”
Figuur 1 Kraamer: ,,Ik geef mijn geld liever uit aan een biertje dan aan de kapper.”
Ruigte
,,Het liefst zit ik op de maaier. Vanaf maart, april tot oktober ben ik bijna continu aan het maaien. We hebben een kooimesmaaier voor het mooie werk, de sportvelden bijvoorbeeld. Maar ik zit bijna altijd op de cirkelmaaier, die gaat meer de ruigte in. Ik probeer de spanning er een beetje in te houden door bijvoorbeeld vlak langs het waterkantje terijden.” Kwaad maakt Kraamer zich om de ‘grote hoop’ voor IO. ,,Dat ding is veel te steil om te maaien. Daar hebben wij van tevoren op gewezen, maar daar hadden ze maling aan. Ze hadden een bepaald plaatje in hun hoofd en zo moest het. Maar ze wilden wel dat ie door ons strak gemaaid werd. Een jongen van ons is door z’n rug gegaan omdat hij de maaier tegen die berg op moest zien te duwen. Nu laten ze het gras maar gewoon groeien.”
,,In de winter groeit het gras niet, dan ga ik met de kettingzaag aan de slag om bomen te snoeien. Koud? Het is onmogelijk om het met de kettingzaag koud te hebben. We staan ’s winters zelfs vaak een paar uur eerder op omdat we dan minder verkeersproblemen hebben. Onbetaald overwerken, maar ja, een paar boompjes neerleggen geeft sowieso een kick.”
Toch heeft Kraamer een band met het geboomte in de TU-wijk: ,,Ik heb ze 26 jaar geleden allemaal zelf neergezet of in mijn handen gehad. Het zijn bijna allemaal iepen. De laatste paar jaar hebben we veel last van de iepziekte. De bomen infecteren elkaar door wortelcontact. We houden de bomen dus goed in de gaten, de zieken moeten gelijk verwijderd worden. Een gedeelte van de bomen hebben we geïnjecteerd.”
Gif
Het is niet alleen de vegetatie in de TU-wijk die Kraamer door en door kent. Meer dan vijfentwintig jaargangen studenten heeft hij iedere dag aan zich voorbij zien trekken. ,,De studenten zijn veranderd in de loop der jaren. De meesten zijn meer individu geworden, vroeger wilden studenten meer aan een ideaalplaatje voldoen, en dat verschilde per faculteit. Bij Scheikunde waren het bijvoorbeeld allemaal ballen, bij Bouwkunde liepen voornamelijk CPN’ers. Eigenlijk had ik nog liever te maken met die ballen, dan met de hypocrisie van die milieubewuste bouwkunde-studenten. Nergens vond je zoveel koffiebekertjes als in tuin bij Bouwkunde. De studenten van nu zijn in veel mindere mate onderscheidbaar.”
Er is nu geen vuiltje meer aan de lucht, maar even leek het er vorig jaar op dat de tuindienst zou worden opgeheven. Een rapport van Rijnconsult concludeerde dat de dienst te duur was en dat het tuinwerk beter uitbesteed kon worden. ,,Dat een tuinbedrijf goedkoper zou zijn, komt omdat die met veel gif het onkruid bestrijden. Wij zijn veel milieuvriendelijker en schoffelen waar dat mogelijk is. Bij de presentatie van het rapport van Rijnconsult heb ik dat tegen De Voogd gezegd. ‘Maakt niet uit’, zei die, ‘als de wijk maar schoon is.’ Vroeger spoten wij ook overal zo stevig mogelijk gif overheen, maar ik vind dat dat nu niet meer kan.”
Zwerver
Gelukkig voor Kraamer en collega’s kwam de tuindienst er in het plan Peek, eind mei, beter vanaf. De TU zal het tuinwerk niet uitbesteden, de tuindienst kan gewoon blijven bestaan. ,,Bezuinigen is prima, maar privatiseren is een bepaalde mode geworden. Op die manier gooi je veel know-how de deur uit, enben je soms duurder uit. Veel gemeenten zijn daarom al gestopt met het privatiseren van de plantsoenendienst. Overigens is de TU altijd goed geweest in kapitaalvernietiging. Toen ik net bij de tuindienst werkte bijvoorbeeld, kwam er bij Natuurkunde een hoogleraar die de planten voor het gebouw door ons weg liet halen omdat hij gras wilde hebben. De man overlijdt kort daarop, zijn opvolger wil struiken. Ook die verdwijnt spoedig weer, en hoogleraar nummer drie wil weer lage planten. Dit alles gebeurde binnen één jaar tijd. Hoogleraren waren toentertijd oppermachtig.”
Kraamer hoopt over twaalf jaar de veertig dienstjaren vol te maken, en heeft grootse plannen voor de periode daarna. ,,Ik wil definitief naar de tropen gaan, in ieder geval naar Azië. Zolang ik fit ben, kan ik trekken. Misschien ga ik heel Azië bekijken. Ik ben een zwerver. De hele cultuur daar interesseert me, het boeddhisme, het hindoeïsme. Vroeger heb ik een tijdje bij Baghwan gezeten. Met een oranje overall aan zat ik op de maaier. Drie maanden voor de dood van Baghwan ben ik uit de club gestapt. Het begon te veel op een religie te lijken, terwijl Baghwan daar juist altijd een tegenstander van was geweest. Hetzelfde is gebeurd in het boeddhisme, dat is ook geen religie. Maar toen Boeddha dood was, gingen ze tempeltjes voor hem bouwen. Waar het om gaat is zoekgeraakt. En dat is dat je volmaakt in vrede bent met jezelf. Religie wordt dan overbodig, je wordt juist anarchist. De meeste mensen willen vrijheid èn veiligheid. Dat kan niet, het is altijd een kwestie van òf. Als je vrij wilt zijn, moet je vliegen, met alle risico’s vandien. Dát maakt het leven leuk.”
,,De maaier is het allerleukst, de kettingzaag is een goede tweede.” Maas Kraamer werkt al bijna achtentwintig jaar bij de Tuin- en Plantsoenendienst van de TU. Regen en kou raken deze ,,vrijbuiter en anarchist uit het Stenen Tijdperk” niet, er is slechts één ding waar hij tegen opziet: met een gietertje binnen de plantenbakken watergeven. ,,Dat past niet bij mijn temperament.”
,,Op mijn veertiende ben ik de tuin in gegaan. Ik had geen zin meer om te leren. Eigenlijk wilde ik iets met dieren doen; maar toen ik de arbeidsbeurs binnenstapte werd er net opgebeld door een tuinbedrijfje. Ik dacht, dat is bijna hetzelfde, laat ik het maar doen.” Kraamer zou ‘de tuin’ ook nooit meer verlaten. Na een paar jaar kwam hij bij de tuindienst van de TU terecht, waar hij inmiddels al bijna 28 jaar rondloopt.
In een kleine keet achter het sportcentrum zit de tuinman met grijze paardestaart aan een kop koffie. ,,Hoe lang ik die paardestaart al heb? Toen lang haar uit begon te raken heb ik het door laten groeien. Ik ben nogal een vrijbuiter, hik een beetje tegen anarchisme aan. Die staart geeft een soort dwarsheid aan, alsof ik uit het Stenen Tijdperk kom. Afgelopen weekend vroeg iemand of dat ‘postmoderne staartje’ echt zo postmodern was. Ik antwoordde dat ik mijn geld liever uitgeef aan een biertje dan aan de kapper.” Een beetje zorgelijk strijkt Kraamer over zijn haar: ,,Het is alleen de vraag hoe lang het nog blijft hangen. Het begint een beetje dun te worden. Als ik kaal word, dan gaat al mijn haar er ook radicaal af. Zo’n randje wil ik niet, geen standaard ambtenarenkop, over m’n hele dooie lijk niet.”
Buiten werkt Kraamers collega in de najaarszon aan de belijning van de sportvelden. ,,Het is natuurlijk lekker als het zonnetje schijnt. Toch zit ik liever in de plensregen op mijn grasmaaier, dan dat ik binnen werk. Eens in de twee weken moeten we de plantenbakken in de TU-gebouwen water geven. En als ik ergens een teringhekel aan heb, dan is het dat wel. We zijn hier allemaal liever met een ferm stuk machien bezig, dan dat we als een halve mongool met zo’n gietertje lopen. Dat past niet bij ons temperament. ‘Tuinman, er zitten beestjes in mijn planten’, krijg je dan bijvoorbeeld te horen. Dan kijk je in de prullenbak, waar een klokhuis of bananenschil ligt te rotten. Die beestjes zijn fruitvliegjes. Zulke dingen gaan je enorm irriteren.”
Figuur 1 Kraamer: ,,Ik geef mijn geld liever uit aan een biertje dan aan de kapper.”
Ruigte
,,Het liefst zit ik op de maaier. Vanaf maart, april tot oktober ben ik bijna continu aan het maaien. We hebben een kooimesmaaier voor het mooie werk, de sportvelden bijvoorbeeld. Maar ik zit bijna altijd op de cirkelmaaier, die gaat meer de ruigte in. Ik probeer de spanning er een beetje in te houden door bijvoorbeeld vlak langs het waterkantje terijden.” Kwaad maakt Kraamer zich om de ‘grote hoop’ voor IO. ,,Dat ding is veel te steil om te maaien. Daar hebben wij van tevoren op gewezen, maar daar hadden ze maling aan. Ze hadden een bepaald plaatje in hun hoofd en zo moest het. Maar ze wilden wel dat ie door ons strak gemaaid werd. Een jongen van ons is door z’n rug gegaan omdat hij de maaier tegen die berg op moest zien te duwen. Nu laten ze het gras maar gewoon groeien.”
,,In de winter groeit het gras niet, dan ga ik met de kettingzaag aan de slag om bomen te snoeien. Koud? Het is onmogelijk om het met de kettingzaag koud te hebben. We staan ’s winters zelfs vaak een paar uur eerder op omdat we dan minder verkeersproblemen hebben. Onbetaald overwerken, maar ja, een paar boompjes neerleggen geeft sowieso een kick.”
Toch heeft Kraamer een band met het geboomte in de TU-wijk: ,,Ik heb ze 26 jaar geleden allemaal zelf neergezet of in mijn handen gehad. Het zijn bijna allemaal iepen. De laatste paar jaar hebben we veel last van de iepziekte. De bomen infecteren elkaar door wortelcontact. We houden de bomen dus goed in de gaten, de zieken moeten gelijk verwijderd worden. Een gedeelte van de bomen hebben we geïnjecteerd.”
Gif
Het is niet alleen de vegetatie in de TU-wijk die Kraamer door en door kent. Meer dan vijfentwintig jaargangen studenten heeft hij iedere dag aan zich voorbij zien trekken. ,,De studenten zijn veranderd in de loop der jaren. De meesten zijn meer individu geworden, vroeger wilden studenten meer aan een ideaalplaatje voldoen, en dat verschilde per faculteit. Bij Scheikunde waren het bijvoorbeeld allemaal ballen, bij Bouwkunde liepen voornamelijk CPN’ers. Eigenlijk had ik nog liever te maken met die ballen, dan met de hypocrisie van die milieubewuste bouwkunde-studenten. Nergens vond je zoveel koffiebekertjes als in tuin bij Bouwkunde. De studenten van nu zijn in veel mindere mate onderscheidbaar.”
Er is nu geen vuiltje meer aan de lucht, maar even leek het er vorig jaar op dat de tuindienst zou worden opgeheven. Een rapport van Rijnconsult concludeerde dat de dienst te duur was en dat het tuinwerk beter uitbesteed kon worden. ,,Dat een tuinbedrijf goedkoper zou zijn, komt omdat die met veel gif het onkruid bestrijden. Wij zijn veel milieuvriendelijker en schoffelen waar dat mogelijk is. Bij de presentatie van het rapport van Rijnconsult heb ik dat tegen De Voogd gezegd. ‘Maakt niet uit’, zei die, ‘als de wijk maar schoon is.’ Vroeger spoten wij ook overal zo stevig mogelijk gif overheen, maar ik vind dat dat nu niet meer kan.”
Zwerver
Gelukkig voor Kraamer en collega’s kwam de tuindienst er in het plan Peek, eind mei, beter vanaf. De TU zal het tuinwerk niet uitbesteden, de tuindienst kan gewoon blijven bestaan. ,,Bezuinigen is prima, maar privatiseren is een bepaalde mode geworden. Op die manier gooi je veel know-how de deur uit, enben je soms duurder uit. Veel gemeenten zijn daarom al gestopt met het privatiseren van de plantsoenendienst. Overigens is de TU altijd goed geweest in kapitaalvernietiging. Toen ik net bij de tuindienst werkte bijvoorbeeld, kwam er bij Natuurkunde een hoogleraar die de planten voor het gebouw door ons weg liet halen omdat hij gras wilde hebben. De man overlijdt kort daarop, zijn opvolger wil struiken. Ook die verdwijnt spoedig weer, en hoogleraar nummer drie wil weer lage planten. Dit alles gebeurde binnen één jaar tijd. Hoogleraren waren toentertijd oppermachtig.”
Kraamer hoopt over twaalf jaar de veertig dienstjaren vol te maken, en heeft grootse plannen voor de periode daarna. ,,Ik wil definitief naar de tropen gaan, in ieder geval naar Azië. Zolang ik fit ben, kan ik trekken. Misschien ga ik heel Azië bekijken. Ik ben een zwerver. De hele cultuur daar interesseert me, het boeddhisme, het hindoeïsme. Vroeger heb ik een tijdje bij Baghwan gezeten. Met een oranje overall aan zat ik op de maaier. Drie maanden voor de dood van Baghwan ben ik uit de club gestapt. Het begon te veel op een religie te lijken, terwijl Baghwan daar juist altijd een tegenstander van was geweest. Hetzelfde is gebeurd in het boeddhisme, dat is ook geen religie. Maar toen Boeddha dood was, gingen ze tempeltjes voor hem bouwen. Waar het om gaat is zoekgeraakt. En dat is dat je volmaakt in vrede bent met jezelf. Religie wordt dan overbodig, je wordt juist anarchist. De meeste mensen willen vrijheid èn veiligheid. Dat kan niet, het is altijd een kwestie van òf. Als je vrij wilt zijn, moet je vliegen, met alle risico’s vandien. Dát maakt het leven leuk.”
Comments are closed.