Campus

Duizend piek voor een goede docent

De kwaliteitszorg voor het onderwijs moet beter worden georganiseerd op de TU. Er wordt bijvoorbeeld veel gemeten aan onderwijskwaliteit zonder dat opleidingsdirecteuren er veel mee doen.

Meten is weten

,,We doen veel aan kwaliteitszorg, maar het zou veel efficiënter en effectiever kunnen.” Op deze manier vatte prof.dr.ir. J. van Katwijk, voorzitter van de Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (Ako) de conclusies van zijn rapport samen tijdens een conferentie in de aula. Daar luisterden zo’n honderd belangstellende naar lezingen over kwaliteitszorg.

Afgelopen zomer heeft de Ako onderzocht hoe de opleidingsdirecteuren en %commissies functioneren door te praten met alle betrokkenen. De resultaten werden gepresenteerd op de conferentie van vorige week.

,,Kwaliteit is doen wat afgesproken is”, stelde Van Katwijk. Uit de Ako-rapportage blijkt wel dat er TU-breed in de dagelijkse praktijk veel aandacht is voor de kwaliteitszorg van het onderwijs. De opleidingen hebben veel gegevens over het onderwijsprogramma via instrumenten zoals course evaluation, college-responsie-groepen, evaluatiecommissies, en de Méér-dan-konsumentengids. Maar volgens de Ako volgen er nog onvoldoende acties op de meetgegevens. De Ako vindt bovendien dat er minder gemeten moet worden en dat er meer moet worden nagedacht over de metingen die wel worden gedaan.
Elsevier


1 Illustratie: GRiPP

Rector Wakker was in zijn nopjes met de onverwacht hoge opkomst op de conferentie. ,,Het geeft een goed gevoel dat er zo veel mensen betrokken zijn.” Concrete verbeteringen heeft dat echter tot nu toe nog weinig opgeleverd. Uit veel metingen en enquêtes blijkt dat TU-studenten nog steeds niet tevreden zijn. ,,We moeten bij de volgende enquête hoger scoren”, stelde rector Wakker onlangs in de centrale studentenraad. Zijn oplossing is simpel: ,,We moeten die dingen verbeteren die niet veel moeite kosten en toch snel een hogere score opleveren zoals het nakijken van tentamens, de locatie van tentamens en stoelen in de collegezalen.”

In haar rapportage schetst de Ako de kwaliteitszorg als ‘een drietal geneste regellussen’: ontwikkeling, implementatie en uitvoering van het curriculum. Bij Technische Bestuurskunde zijn de regellussen volgens de Ako het meest ver ontwikkeld. Op deze opleiding is een het systeem Intraview ontwikkeld dat zo goed als identiek is aan het kwaliteitsmodel van de Ako. Ontwikkelingen op Technische Bestuurskunde hebben ook al eerder model gestaan voor de vernieuwde course evaluation. Toch wil onderwijsadviseur A. van Peppen niet spreken van een voorbeeldfunctie: ,,We hadden de mazzel dat er niks was toen we begonnen. We doen wat dingen handiger, maar het is zeker niet zo dat wij alles op de ideale manier doen.”

Uit het Ako-rapport valt verder op te maken dat er grote winst op kwaliteitszorggebied ligt in de afstudeerfase. Opleidingscommissie blijken erg terughoudend op dit gebied en de meeste opleidingsdirecteuren zijn nog amper aan dit stuk van de opleiding toegekomen. Dat de aandacht voor de afstudeerfase toeneemt merkt ook de studentenvakbond VSSD. ,,We merken bijvoorbeeld dat er onder studenten erg veel onduidelijk is over wanneer ze mogen beginnen met hun afstudeerproject”, aldus commissaris onderwijs Renee Wever. Dit soort afstudeerproblemen is inmiddels ook opgepakt in de SVR, het overleg van alle studieverenigingen.
Experiment

De rol van de opleidingsdirecteur en zijn relatie met de opleidingscommissie is nog lang niet overal duidelijk. De Ako concludeert in haar rapport zelfs dat de interactie tussen beiden op geen enkele opleiding goed is uitgewerkt. Er is op de meeste opleidingen wel een werkbare samenwerking ontstaan, maar vooral de opleidingscommissies voelen zich nog onzeker over hun positie en taken. In de praktijk is het vaak onduidelijk wat er wordt gedaan met mondelinge adviezen en zelfs op schriftelijk adviezen komt niet altijd een antwoord. Vreemd genoeg hebben de opleidingscommissies nauwelijks onderling contact, zelfs binnen één faculteit. Soms wordt die taak enigszins opgevangen door het onderlinge contact van de studieverenigingen zoals binnen de faculteit Technische Natuurwetenschappen, maar meestal gebeurt er niks.

Naast een opleidingscommissie heeft iedere opleiding ook een opleidingsdirecteur. De voormalige faculteit Elektrotechniek begon al in 1995 een experiment waarbij dr.ir. J.J. Gerbrands werd benoemd tot ‘directeur onderwijs’. Een professionele onderwijsmanager moest hij worden. ,,Het heeft wel een paar jaar geduurd voordat ik mijn plek had gevonden”, bekent Gerbrands maar zijn missie is geslaagd. Dat geeft hoop voor de andere opleidingen die nog niet zo lang bezig zijn. Gerbrands heeft naar eigen zeggen niet veel meer gemerkt van de wet Modernisering Universitair Bestuur (MUB) waarin uiteindelijk de wettelijke basis voor de opleidingsdirecteur werd vastgelegd. Het was slechts een bevestiging van zijn situatie.

Reagerend op de analyse van de Ako zegt Gerbrands dat hij het Ako-rapport waardevol vindt, maar meteen voegt hij eraan toe dat er best wat vaart achter mag. ,,We moeten nu ook maar eens met de invulling aan de slag. Over het personeelsbeleid voor onderwijsgevenden wordt nu al jaren gepraat.” Hij doelt hiermee op het ontwikkelen van een docentenkwalificaties en het betrekken van onderwijsprestaties in de carrière van docenten. Het belonen van onderwijsprestaties is door een aantal studieverenigingen al eerder opgepakt in de vorm van een prijs voor beste docent. Studievereniging Snellius beloont de beste docent van Geodesie zelfs met een bonus van duizend gulden.
Commitment

Na alle lof voor de Ako vraagt Van Peppen van Technische Bestuurskunde zich wel af wat er nu met het Ako-rapport gaat gebeuren. ,,Ik mis bijvoorbeeld nog concrete aanbevelingen aanhet college van bestuur om meer faciliteiten voor kwaliteitszorg te treffen.” Van Peppen zou van het cvb graag hetzelfde commitment zien voor de kwaliteitszorg als van het management op zijn eigen faculteit.

Volgens Van Katwijk zou het management niet alleen duidelijk moeten maken hoe het zich committeert aan kwaliteitszorg in het onderwijs, maar zou ook duidelijk moeten worden wat dat dan concreet betekent. ,,Het management heeft ongetwijfeld alle goede bedoelingen, maar dat mag dan ook best naar voren komen in de officiële stukken zoals het onderwijs- en faculteitsbeleidsplan”, vindt Van Katwijk. Het college van bestuur praat pas volgende week over het Ako-rapport.

Eind november gaat Van Katwijk met zijn commissie aan het werk om de analyse van de kwaliteitszorg te vertalen naar acties. In die komende periode zal de Ako concrete aanbevelingen doen aan de opleidingen om hun kwaliteitszorgsysteem te verbeteren. Van Katwijk ziet ook wel iets in het plan dat rector Wakker tijdens de conferentie opperde om bijvoorbeeld één opleiding door de Ako onder de loep te laten nemen, als voorbeeld voor de andere.

Meten is weten

,,We doen veel aan kwaliteitszorg, maar het zou veel efficiënter en effectiever kunnen.” Op deze manier vatte prof.dr.ir. J. van Katwijk, voorzitter van de Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (Ako) de conclusies van zijn rapport samen tijdens een conferentie in de aula. Daar luisterden zo’n honderd belangstellende naar lezingen over kwaliteitszorg.

Afgelopen zomer heeft de Ako onderzocht hoe de opleidingsdirecteuren en %commissies functioneren door te praten met alle betrokkenen. De resultaten werden gepresenteerd op de conferentie van vorige week.

,,Kwaliteit is doen wat afgesproken is”, stelde Van Katwijk. Uit de Ako-rapportage blijkt wel dat er TU-breed in de dagelijkse praktijk veel aandacht is voor de kwaliteitszorg van het onderwijs. De opleidingen hebben veel gegevens over het onderwijsprogramma via instrumenten zoals course evaluation, college-responsie-groepen, evaluatiecommissies, en de Méér-dan-konsumentengids. Maar volgens de Ako volgen er nog onvoldoende acties op de meetgegevens. De Ako vindt bovendien dat er minder gemeten moet worden en dat er meer moet worden nagedacht over de metingen die wel worden gedaan.
Elsevier


1 Illustratie: GRiPP

Rector Wakker was in zijn nopjes met de onverwacht hoge opkomst op de conferentie. ,,Het geeft een goed gevoel dat er zo veel mensen betrokken zijn.” Concrete verbeteringen heeft dat echter tot nu toe nog weinig opgeleverd. Uit veel metingen en enquêtes blijkt dat TU-studenten nog steeds niet tevreden zijn. ,,We moeten bij de volgende enquête hoger scoren”, stelde rector Wakker onlangs in de centrale studentenraad. Zijn oplossing is simpel: ,,We moeten die dingen verbeteren die niet veel moeite kosten en toch snel een hogere score opleveren zoals het nakijken van tentamens, de locatie van tentamens en stoelen in de collegezalen.”

In haar rapportage schetst de Ako de kwaliteitszorg als ‘een drietal geneste regellussen’: ontwikkeling, implementatie en uitvoering van het curriculum. Bij Technische Bestuurskunde zijn de regellussen volgens de Ako het meest ver ontwikkeld. Op deze opleiding is een het systeem Intraview ontwikkeld dat zo goed als identiek is aan het kwaliteitsmodel van de Ako. Ontwikkelingen op Technische Bestuurskunde hebben ook al eerder model gestaan voor de vernieuwde course evaluation. Toch wil onderwijsadviseur A. van Peppen niet spreken van een voorbeeldfunctie: ,,We hadden de mazzel dat er niks was toen we begonnen. We doen wat dingen handiger, maar het is zeker niet zo dat wij alles op de ideale manier doen.”

Uit het Ako-rapport valt verder op te maken dat er grote winst op kwaliteitszorggebied ligt in de afstudeerfase. Opleidingscommissie blijken erg terughoudend op dit gebied en de meeste opleidingsdirecteuren zijn nog amper aan dit stuk van de opleiding toegekomen. Dat de aandacht voor de afstudeerfase toeneemt merkt ook de studentenvakbond VSSD. ,,We merken bijvoorbeeld dat er onder studenten erg veel onduidelijk is over wanneer ze mogen beginnen met hun afstudeerproject”, aldus commissaris onderwijs Renee Wever. Dit soort afstudeerproblemen is inmiddels ook opgepakt in de SVR, het overleg van alle studieverenigingen.
Experiment

De rol van de opleidingsdirecteur en zijn relatie met de opleidingscommissie is nog lang niet overal duidelijk. De Ako concludeert in haar rapport zelfs dat de interactie tussen beiden op geen enkele opleiding goed is uitgewerkt. Er is op de meeste opleidingen wel een werkbare samenwerking ontstaan, maar vooral de opleidingscommissies voelen zich nog onzeker over hun positie en taken. In de praktijk is het vaak onduidelijk wat er wordt gedaan met mondelinge adviezen en zelfs op schriftelijk adviezen komt niet altijd een antwoord. Vreemd genoeg hebben de opleidingscommissies nauwelijks onderling contact, zelfs binnen één faculteit. Soms wordt die taak enigszins opgevangen door het onderlinge contact van de studieverenigingen zoals binnen de faculteit Technische Natuurwetenschappen, maar meestal gebeurt er niks.

Naast een opleidingscommissie heeft iedere opleiding ook een opleidingsdirecteur. De voormalige faculteit Elektrotechniek begon al in 1995 een experiment waarbij dr.ir. J.J. Gerbrands werd benoemd tot ‘directeur onderwijs’. Een professionele onderwijsmanager moest hij worden. ,,Het heeft wel een paar jaar geduurd voordat ik mijn plek had gevonden”, bekent Gerbrands maar zijn missie is geslaagd. Dat geeft hoop voor de andere opleidingen die nog niet zo lang bezig zijn. Gerbrands heeft naar eigen zeggen niet veel meer gemerkt van de wet Modernisering Universitair Bestuur (MUB) waarin uiteindelijk de wettelijke basis voor de opleidingsdirecteur werd vastgelegd. Het was slechts een bevestiging van zijn situatie.

Reagerend op de analyse van de Ako zegt Gerbrands dat hij het Ako-rapport waardevol vindt, maar meteen voegt hij eraan toe dat er best wat vaart achter mag. ,,We moeten nu ook maar eens met de invulling aan de slag. Over het personeelsbeleid voor onderwijsgevenden wordt nu al jaren gepraat.” Hij doelt hiermee op het ontwikkelen van een docentenkwalificaties en het betrekken van onderwijsprestaties in de carrière van docenten. Het belonen van onderwijsprestaties is door een aantal studieverenigingen al eerder opgepakt in de vorm van een prijs voor beste docent. Studievereniging Snellius beloont de beste docent van Geodesie zelfs met een bonus van duizend gulden.
Commitment

Na alle lof voor de Ako vraagt Van Peppen van Technische Bestuurskunde zich wel af wat er nu met het Ako-rapport gaat gebeuren. ,,Ik mis bijvoorbeeld nog concrete aanbevelingen aanhet college van bestuur om meer faciliteiten voor kwaliteitszorg te treffen.” Van Peppen zou van het cvb graag hetzelfde commitment zien voor de kwaliteitszorg als van het management op zijn eigen faculteit.

Volgens Van Katwijk zou het management niet alleen duidelijk moeten maken hoe het zich committeert aan kwaliteitszorg in het onderwijs, maar zou ook duidelijk moeten worden wat dat dan concreet betekent. ,,Het management heeft ongetwijfeld alle goede bedoelingen, maar dat mag dan ook best naar voren komen in de officiële stukken zoals het onderwijs- en faculteitsbeleidsplan”, vindt Van Katwijk. Het college van bestuur praat pas volgende week over het Ako-rapport.

Eind november gaat Van Katwijk met zijn commissie aan het werk om de analyse van de kwaliteitszorg te vertalen naar acties. In die komende periode zal de Ako concrete aanbevelingen doen aan de opleidingen om hun kwaliteitszorgsysteem te verbeteren. Van Katwijk ziet ook wel iets in het plan dat rector Wakker tijdens de conferentie opperde om bijvoorbeeld één opleiding door de Ako onder de loep te laten nemen, als voorbeeld voor de andere.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.