Onderwijs

Drie TU’s werken aan een federatieve universiteit

Uiterlijk in 2010 vormen de drie Nederlandse technische universiteiten samen een federatieve TU Nederland. Tot die tijd werken de universiteiten samen in virtuele instituten.

/strong>

Dat vermeldt het definitieve Sectorplan Wetenschap en Technologie % getiteld ‘De innovatieparadox voorbij!’ % dat voorzitter Loek Hermans over een paar weken aan staatssecretaris Nijs presenteert. Volgens de uitgelekte plannen streven de TU’s van Delft, Eindhoven en Twente naar een federatie in 2010. De universiteiten behouden daarin een eigen bestuur en een eigen identiteit, maar maken gezamenlijk plannen. Naar het buitenland presenteert de federatie zich als eenheid.

Totdat de federatie een feit is versterken de TU’s de banden in een virtuele universiteit, die bestaat uit een 3TU Graduate School voor onderwijs, een 3TU Institute of Science and Technology voor onderzoek en % nieuw ten opzichte van eerdere concepten % een 3TU Innovation Lab om kennis te delen met het bedrijfsleven. Op korte termijn stellen de collegevoorzitters een uitvoeringsplan op voor de inrichting van de instituten.

Deze drie instituten krijgen nadrukkelijk geen nieuwe bestuursorganisatie, maar zullen met lichte coördinatiemechanismen bottom-up bestuurd worden % vanuit inhoudelijke overwegingen. Het plan komt hiermee tegemoet aan de kritiek van vooral de Eindhovense decanen dat een TU Nederland een bestuurlijke moloch zou worden, waarbij de wetenschap op de tweede plaats zou komen. Bij onenigheid krijgen de drie collegevoorzitters de laatste stem. Zij voeren periodiek overleg en hebben de macht om bindende besluiten te nemen.

Het bedrijfsleven krijgt een belangrijke rol in de federatieve TU Nederland. De collegevoorzitters laten zich adviseren door een raad van advies, met daarin prominente vertegenwoordigers uit de marktsector. Nieuw is ook de introductie van maatschappelijke stakeholders, die decanen en wetenschappelijk directeuren adviseren bij de keuzes over onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Dit moet de afstemming tussen universiteit en markt verbeteren.

In de eindversie van het sectorplan zijn % in tegenstelling tot de conceptplannen % harde kwantitatieve doelen opgenomen. Zo zullen de technische universiteiten tot 2007 een herprioritering van het onderzoek realiseren van twaalf tot vijftien procent van de totale eerste geldstroom om onderzoekszwaartepunten te versterken of nieuwe onderzoekszwaartepunten te ontwikkelen. De inkomsten uit de tweede geldstroom en de internationale geldstroom moeten beiden met een vijfde toenemen.

In het onderwijs streven de TU’s naar een grotere instroom bij zowel bachelor- (vijftien procent extra) als masteropleidingen (twintig procent extra), onder meer door een toename van de instroom van buitenlandse studenten. Bovendien moet het rendement van de opleidingen omhoog.

Uiterlijk in 2010 vormen de drie Nederlandse technische universiteiten samen een federatieve TU Nederland. Tot die tijd werken de universiteiten samen in virtuele instituten.

Dat vermeldt het definitieve Sectorplan Wetenschap en Technologie % getiteld ‘De innovatieparadox voorbij!’ % dat voorzitter Loek Hermans over een paar weken aan staatssecretaris Nijs presenteert. Volgens de uitgelekte plannen streven de TU’s van Delft, Eindhoven en Twente naar een federatie in 2010. De universiteiten behouden daarin een eigen bestuur en een eigen identiteit, maar maken gezamenlijk plannen. Naar het buitenland presenteert de federatie zich als eenheid.

Totdat de federatie een feit is versterken de TU’s de banden in een virtuele universiteit, die bestaat uit een 3TU Graduate School voor onderwijs, een 3TU Institute of Science and Technology voor onderzoek en % nieuw ten opzichte van eerdere concepten % een 3TU Innovation Lab om kennis te delen met het bedrijfsleven. Op korte termijn stellen de collegevoorzitters een uitvoeringsplan op voor de inrichting van de instituten.

Deze drie instituten krijgen nadrukkelijk geen nieuwe bestuursorganisatie, maar zullen met lichte coördinatiemechanismen bottom-up bestuurd worden % vanuit inhoudelijke overwegingen. Het plan komt hiermee tegemoet aan de kritiek van vooral de Eindhovense decanen dat een TU Nederland een bestuurlijke moloch zou worden, waarbij de wetenschap op de tweede plaats zou komen. Bij onenigheid krijgen de drie collegevoorzitters de laatste stem. Zij voeren periodiek overleg en hebben de macht om bindende besluiten te nemen.

Het bedrijfsleven krijgt een belangrijke rol in de federatieve TU Nederland. De collegevoorzitters laten zich adviseren door een raad van advies, met daarin prominente vertegenwoordigers uit de marktsector. Nieuw is ook de introductie van maatschappelijke stakeholders, die decanen en wetenschappelijk directeuren adviseren bij de keuzes over onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Dit moet de afstemming tussen universiteit en markt verbeteren.

In de eindversie van het sectorplan zijn % in tegenstelling tot de conceptplannen % harde kwantitatieve doelen opgenomen. Zo zullen de technische universiteiten tot 2007 een herprioritering van het onderzoek realiseren van twaalf tot vijftien procent van de totale eerste geldstroom om onderzoekszwaartepunten te versterken of nieuwe onderzoekszwaartepunten te ontwikkelen. De inkomsten uit de tweede geldstroom en de internationale geldstroom moeten beiden met een vijfde toenemen.

In het onderwijs streven de TU’s naar een grotere instroom bij zowel bachelor- (vijftien procent extra) als masteropleidingen (twintig procent extra), onder meer door een toename van de instroom van buitenlandse studenten. Bovendien moet het rendement van de opleidingen omhoog.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.