Onderwijs

Doek valt voor Mobiliteitscentrum

Hoewel het besluit formeel nog niet is genomen, hebben de medewerkers van het mobiliteitscentrum te horen gekregen dat zij straks zelf moeten omzien naar ander werk.

Volgens het ambtelijk hoofd van het mobiliteitscentrum, D. Zwerus, is de enige prioriteit op dit moment het wegwerken van de ,,herplaatsingspiek in verband met de reorganisatie”. Hij verwacht dat ‘de afbouw’ driekwart jaar in beslag zal nemen. Openstaande vacatures worden niet meer gevuld. Uiteindelijk zullen de zittende medewerkers, voor zover die aan boord blijven, via ‘organisatieontwikkeling’ elders aan de slag moeten geraken.

Directeur personeel en organisatie mr. C. Peels bevestigt dat er een verandering op stapel staat, maar wil van een sluiting niet spreken. ,,Het mobiliteitscentrum wordt niet opgeheven maar omgevormd. Het soort activiteit blijft bij de TU, maar dan in de vorm van een programma personeelsontwikkeling.”

Volgens Peels, die nu aan het programma werkt, wil het college van bestuur toe naar een ander instrument om de beweeglijkheid van het personeel te stimuleren. De zogeheten employability van het personeel moet in de toekomst de verantwoordelijkheid worden van de ‘lijnmanagers’ aan de faculteiten.

M. Visser, die het mobiliteitscentrum leidt, zegt het bericht met ‘pijn’ ter ore hebben genomen. ,,Het opbouwen van een dienstverlening en het neerzetten hiervan in de markt kost tijd, zeker in een politieke organisatie als de TU. De tijd om te oogsten brak eigenlijk net aan.”

Visser onderschrijft de gedachte om de verantwoordelijkheid voor loopbaanontwikkeling en inzetbaarheid van TU-personeel zoveel mogelijk ‘in de lijn te leggen’. ,,De dienstverlening was al gestoeld op deze gedachtengang.” Over de nieuwe te kiezen aanpak is zij mild: ,,De manier waarop je integrale verantwoordelijkheid van het management realiseert, is een keuze. Die keuze kan zijn: geen centrum maar een programma. Belangrijk is of het concreet bijdraagt aan wat je beoogt en of dat door het management gedragen kan worden; de vorm vind ik dan van ondergeschikt belang.”

Het mobiliteitscentrum werd twee jaar geleden opgericht om de reorganisatie te begeleiden en de ‘mobiliteit’ van personeel te vergroten. Vanwege ‘de beperkte taakstelling’ zegt Visser vragen over loopbaanontwikkeling, omscholing en dergelijke nu helaas met ‘nee’ te moeten beantwoorden.

Volgens Peels werkt het college van bestuur aan een ander instrument om de beweeglijkheid van het personeel te stimuleren. De zogeheten employability van het personeel moet in de toekomst de verantwoordelijkheid worden van de ‘lijnmanagers’ aan de faculteiten.

Visser zegt het bericht met ‘pijn’ te hebben aangehoord. ,,Het opbouwen van een dienstverlening en het neerzetten hiervan in de markt kost tijd, zeker in een politieke organisatie als de TU. De tijd om te oogsten brak eigenlijk net aan.”

Visser onderschrijft de gedachte om de verantwoordelijkheidvoor loopbaanontwikkeling en inzetbaarheid van TU-personeel zoveel mogelijk ‘in de lijn te leggen’. ,,De dienstverlening was al gestoeld op deze gedachtegang.” Over de nieuw te kiezen aanpak is zij mild: ,,De manier waarop je integrale verantwoordelijkheid van het management realiseert, is een keuze. Die keuze kan zijn: geen centrum maar een programma. Belangrijk is of het concreet bijdraagt aan wat je beoogt en of dat door het management gedragen kan worden; de vorm vind ik dan van ondergeschikt belang.”

De vakbonden willen eerst het formele besluit afwachten voordat ze een reactie geven.

Volgens het ambtelijk hoofd van het mobiliteitscentrum, D. Zwerus, is de enige prioriteit op dit moment het wegwerken van de ,,herplaatsingspiek in verband met de reorganisatie”. Hij verwacht dat ‘de afbouw’ driekwart jaar in beslag zal nemen. Openstaande vacatures worden niet meer gevuld. Uiteindelijk zullen de zittende medewerkers, voor zover die aan boord blijven, via ‘organisatieontwikkeling’ elders aan de slag moeten geraken.

Directeur personeel en organisatie mr. C. Peels bevestigt dat er een verandering op stapel staat, maar wil van een sluiting niet spreken. ,,Het mobiliteitscentrum wordt niet opgeheven maar omgevormd. Het soort activiteit blijft bij de TU, maar dan in de vorm van een programma personeelsontwikkeling.”

Volgens Peels, die nu aan het programma werkt, wil het college van bestuur toe naar een ander instrument om de beweeglijkheid van het personeel te stimuleren. De zogeheten employability van het personeel moet in de toekomst de verantwoordelijkheid worden van de ‘lijnmanagers’ aan de faculteiten.

M. Visser, die het mobiliteitscentrum leidt, zegt het bericht met ‘pijn’ ter ore hebben genomen. ,,Het opbouwen van een dienstverlening en het neerzetten hiervan in de markt kost tijd, zeker in een politieke organisatie als de TU. De tijd om te oogsten brak eigenlijk net aan.”

Visser onderschrijft de gedachte om de verantwoordelijkheid voor loopbaanontwikkeling en inzetbaarheid van TU-personeel zoveel mogelijk ‘in de lijn te leggen’. ,,De dienstverlening was al gestoeld op deze gedachtengang.” Over de nieuwe te kiezen aanpak is zij mild: ,,De manier waarop je integrale verantwoordelijkheid van het management realiseert, is een keuze. Die keuze kan zijn: geen centrum maar een programma. Belangrijk is of het concreet bijdraagt aan wat je beoogt en of dat door het management gedragen kan worden; de vorm vind ik dan van ondergeschikt belang.”

Het mobiliteitscentrum werd twee jaar geleden opgericht om de reorganisatie te begeleiden en de ‘mobiliteit’ van personeel te vergroten. Vanwege ‘de beperkte taakstelling’ zegt Visser vragen over loopbaanontwikkeling, omscholing en dergelijke nu helaas met ‘nee’ te moeten beantwoorden.

Volgens Peels werkt het college van bestuur aan een ander instrument om de beweeglijkheid van het personeel te stimuleren. De zogeheten employability van het personeel moet in de toekomst de verantwoordelijkheid worden van de ‘lijnmanagers’ aan de faculteiten.

Visser zegt het bericht met ‘pijn’ te hebben aangehoord. ,,Het opbouwen van een dienstverlening en het neerzetten hiervan in de markt kost tijd, zeker in een politieke organisatie als de TU. De tijd om te oogsten brak eigenlijk net aan.”

Visser onderschrijft de gedachte om de verantwoordelijkheidvoor loopbaanontwikkeling en inzetbaarheid van TU-personeel zoveel mogelijk ‘in de lijn te leggen’. ,,De dienstverlening was al gestoeld op deze gedachtegang.” Over de nieuw te kiezen aanpak is zij mild: ,,De manier waarop je integrale verantwoordelijkheid van het management realiseert, is een keuze. Die keuze kan zijn: geen centrum maar een programma. Belangrijk is of het concreet bijdraagt aan wat je beoogt en of dat door het management gedragen kan worden; de vorm vind ik dan van ondergeschikt belang.”

De vakbonden willen eerst het formele besluit afwachten voordat ze een reactie geven.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.