De politie in Alphen aan den Rijn heeft maandag een gebittendief aangehouden. Een 38-jarige man uit Alphen aan den Rijn heeft de afgelopen vijf jaar tientallen kunstgebitten gestolen.
Hij zocht zijn slachtoffers uit door te posten bij tandprothetische bedrijven. De man, die zich uitgaf voor medewerker van de TU Delft, wist de gebitten op sluwe wijze bij de dragers los te praten. Hij vertelde de bezitters onder meer dat hun gebit nodig was voor onderzoek naar schadelijke stoffen. Wat de man werkelijk met de gebitten deed is niet bekend. Hij heeft beloofd psychiatrische hulp te zoeken.
Desgevraagd vertelt prof.dr.ir. H. van Bekkum, eigenlijk met emeritaat maar nog vrijwel dagelijks te vinden bij Scheikundige Technologie, dat het opsporen van schadelijke stoffen in kunstgebitten hem geen sinecure lijkt. Mocht de politie vandaag met een stapel gebitten bij de faculteit langs komen, dan ligt de uitslag zeker niet de volgende dag klaar. ,,Het kan wel, maar je moet het materiaal fragmenteren, dat pakket stoffen scheiden, en aan een analyse onderwerpen. Daar hebben we tientallen indentificatietechnieken voor. Maar als je niet weet naar welke stof je moet zoeken, wordt het lastig. Dan kan zo’n klus letterlijk maanden duren. Ik denk dat ik daarom als eerste gewoon de kunstgebittenfabrikant zou bellen om te vragen wat er allemaal inzit.”
Paarden
Bij de vakgroep organische chemie en katalyse weten ze meestal wel raad met dergelijke problemen. Om de samenstelling van iets te analyseren wordt daar vaak een massaspectrometer gebruikt. De basis voor de massaspectrometer werd al in 1912 gelegd. De Amerikaanse onderzoeker Fred McLafferty paste het toestel echter als eerste grootschalig toe bij dopingonderzoek. Bij paarden, dat wel.
Het apparaat produceert van elke geïnjecteerde stof een ionenbundel, scheidt de ionen naar massa, en registreert van elke bundel de intensiteit. Zo kan een groot aantal verbindingen worden geanalyseerd. Als de verdachte stof bekend is, wordt het onderzoek echter een stuk makkelijker weet A.H. Knol-Kalkman, medewerkster speciale technieken .
,,Daarvan bepaal je de molecuulmassa tot vier cijfers achter de komma, en dan kan je hem er zo uitvissen. Dioxine bijvoorbeeld, om de actualiteit maar eens aan te halen. Van die familie verbindingen is er namelijk maar één echt schadelijk.” Zij bedoeld de kankerverwekkende isomeer met de welluidende naam 2,3,7,8-tetrachlorodibenzo-p-dioxine, kortweg TCDD. Deze verbinding ontstond voor het eerst als bijproduct tijdens de productie van pesticiden. De verzamelnaam dioxinen omvat echter een veel groter aantal verbindingen waarvan de schadelijkheid nog niet vaststaat.
Maar vermalen kunstgebitten door een massaspectrometer jagen, is niet im Frage. Knol-Kalkman: ,,Er mag helemaal geen poeder in. Om gif in die gebitten aan te tonen zou ik gewoon een indicator-stofje gebruiken.”
Een 38-jarige man uit Alphen aan den Rijn heeft de afgelopen vijf jaar tientallen kunstgebitten gestolen. Hij zocht zijn slachtoffers uit door te posten bij tandprothetische bedrijven. De man, die zich uitgaf voor medewerker van de TU Delft, wist de gebitten op sluwe wijze bij de dragers los te praten. Hij vertelde de bezitters onder meer dat hun gebit nodig was voor onderzoek naar schadelijke stoffen. Wat de man werkelijk met de gebitten deed is niet bekend. Hij heeft beloofd psychiatrische hulp te zoeken.
Desgevraagd vertelt prof.dr.ir. H. van Bekkum, eigenlijk met emeritaat maar nog vrijwel dagelijks te vinden bij Scheikundige Technologie, dat het opsporen van schadelijke stoffen in kunstgebitten hem geen sinecure lijkt. Mocht de politie vandaag met een stapel gebitten bij de faculteit langs komen, dan ligt de uitslag zeker niet de volgende dag klaar. ,,Het kan wel, maar je moet het materiaal fragmenteren, dat pakket stoffen scheiden, en aan een analyse onderwerpen. Daar hebben we tientallen indentificatietechnieken voor. Maar als je niet weet naar welke stof je moet zoeken, wordt het lastig. Dan kan zo’n klus letterlijk maanden duren. Ik denk dat ik daarom als eerste gewoon de kunstgebittenfabrikant zou bellen om te vragen wat er allemaal inzit.”
Paarden
Bij de vakgroep organische chemie en katalyse weten ze meestal wel raad met dergelijke problemen. Om de samenstelling van iets te analyseren wordt daar vaak een massaspectrometer gebruikt. De basis voor de massaspectrometer werd al in 1912 gelegd. De Amerikaanse onderzoeker Fred McLafferty paste het toestel echter als eerste grootschalig toe bij dopingonderzoek. Bij paarden, dat wel.
Het apparaat produceert van elke geïnjecteerde stof een ionenbundel, scheidt de ionen naar massa, en registreert van elke bundel de intensiteit. Zo kan een groot aantal verbindingen worden geanalyseerd. Als de verdachte stof bekend is, wordt het onderzoek echter een stuk makkelijker weet A.H. Knol-Kalkman, medewerkster speciale technieken .
,,Daarvan bepaal je de molecuulmassa tot vier cijfers achter de komma, en dan kan je hem er zo uitvissen. Dioxine bijvoorbeeld, om de actualiteit maar eens aan te halen. Van die familie verbindingen is er namelijk maar één echt schadelijk.” Zij bedoeld de kankerverwekkende isomeer met de welluidende naam 2,3,7,8-tetrachlorodibenzo-p-dioxine, kortweg TCDD. Deze verbinding ontstond voor het eerst als bijproduct tijdens de productie van pesticiden. De verzamelnaam dioxinen omvat echter een veel groter aantal verbindingen waarvan de schadelijkheid nog niet vaststaat.
Maar vermalen kunstgebitten door een massaspectrometer jagen, is niet im Frage. Knol-Kalkman: ,,Er mag helemaal geen poeder in. Om gif in die gebitten aan te tonen zou ik gewoon een indicator-stofje gebruiken.”
Comments are closed.