Hij is klein, draagt een beleefde glimlach op een verder onbewogen gezicht en hij beweegt wat afwachtend en stram. De gedachte aan een gelijkenis tussen de vermaarde hoogleraar Atsuo Takanishi (55) en zijn schepsels dringt zich op. Wat is dat toch met Japanners en robots?
Wie is Atsuo Takanishi?
Professor Takanishi bezocht de Delftse Robotics Seminar Series omdat hij een van de smaakmakers is van de fameuze robotonderzoeksgroep van de universiteit van Waseda in Japan. Het laboratorium daar, dat stamt uit 1970, geldt als een van de belangrijkste onderzoekscentra voor mensachtige robots. Takanishi studeerde er werktuigbouwkunde (afgestudeerd in 1982) en promoveerde er in 1988. Nu leidt hij er het mind-body mechanism laboratorium waar men volgens de website onderzoek doet naar ‘integratie van psychische en fysische mechanismen om mensen beter te begrijpen en robots te kunnen ontwikkelen die samen kunnen leven met mensen in de maatschappij van de toekomst.’ Het lab ontwikkelde onder meer lopende, pratende, rollende, pianospelende en fluitende robots. En robots met een computergestuurde gezichtsuitdrukking. Een van de showcases is de Kobian robot waarin veel functies gecombineerd zijn en die een gemakkelijk bedienbare hulp in de huishouding zou moeten worden.
Wie was de eerste robot in uw leven?
“Een televisierobot, mag dat ook?”
Natuurlijk. Wat inspireerde u?
“Ik ben in 1956 geboren. Dat was ruim tien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Japan lag nog in puin maar werd ook weer opgebouwd. Tegelijkertijd was er de opkomst van technologie en van elektronica in het bijzonder. Transistors verdrongen de vacuümbuizen. De eerste televisie-uitzendingen werden gemaakt met nieuws, drama en animatie. Een van de proefuitzendingen was de animatieserie Astroboy. In het Japans betekent zijn naam zoiets als ‘atoomjongen’. Het woord ‘atoom’ riep in die tijd vooral herinneringen op aan de twee atoombommen die Japan te verduren hadden gekregen. Tegelijk koesterden mensen ook hoop op het vreedzame gebruik van kernenergie voor energieopwekking.
Mangaschrijver Osamu Tezuka heeft dat technologisch optimisme vormgegeven in Astroboy – een autonome robot met gevoelens. Hij had zelfs een familie met vader, moeder, zussen en broers. Hij was altijd vriendelijk.”
Ik heb gehoord dat hij zeer behulpzaam was.
“Hij was een en al goedheid. Aan de andere kant was er ook een robot die Iron Man 28th heette. Astroboy was zo klein als een jongetje, maar Iron Man mat wel tien meter hoog. Daar stond tegenover dat Astroboy een autonome robot was en Iron Man op afstand bediend werd. Astroboy was altijd goed van karakter, maar als boeven beslag hadden gelegd op Iron Man, dan brak die alles af. Dat is een interessant contrast. Ik heb in mijn jeugd erg van die verhalen genoten.”
Japan komt vaak in het nieuws met robots. Zo presenteerde Honda onlangs de nieuwste versie van de Asimo. Kunt u verklaren waarom robots zo populair zijn in Japan?
“In het Westen zijn mensen bang dat een machine te menselijk wordt. In Japan zitten we daar niet mee. Daar zijn verschillende redenen voor. Europa heeft een christelijke cultuur. Van Japan wordt gezegd dat het boeddhistisch is, maar in feite is de shintocultuur veel sterker. Shinto kent vele goden onder wie ook Boeddha en Jezus.”
Kan een robot dan ook een god zijn?
“Misschien wel. In boeddhistische tempels worden robots ingezet om op de gong te slaan en te bidden omdat de gewone monniken het daar vaak te druk voor hebben.”
Wat doet zo’n robotmonnik dan?
“U moet zich geen gewone robot voorstellen, maar meer een deur met een bandrecorder waarop een gebed is opgenomen dat eindeloos wordt afgedraaid. Dat is ook een soort robot.”
Dat telt als gebed?
“Ja, natuurlijk. In het Japanse boeddhisme, in het bijzonder in de kloosters, speelt de gong een belangrijke rol. Maar het is zwaar werk en het neemt veel tijd in beslag. Nu de monniken steeds ouder worden, kunnen die de metershoge gong niet meer aan. Vandaar dat veel kloosters nu een robotgong aanschaffen. Die kun je programmeren op tijd en de hoeveelheid slagen. Daarna heb je er geen omkijken meer naar. Voor Japanners maakt het geen verschil of een machine dat werk doet of een levend wezen.”
Hoezo is dat voor Japanners hetzelfde?
“Ik denk dat het Japanse brein anders werkt dan westerse hersenen. De linker hersenhelft houdt zich bezig met logische denkprocessen en de rechterhelft voor het luisteren naar muziek. Als een westerling naar het geluid van de wind of een vogel luistert, doet hij dat met zijn rechter hersenhelft. Japanners luisteren naar de natuur met hun linker hersenhelft. Dat betekent dat ze het geluid niet alleen als geluid horen, maar ook als betekenis. En dat maakt een groot verschil.”
Ik vind het een interessante gedachte, maar wat is het verband met de robots?
“Daar zitten nog wat andere culturele componenten achter. Zo is er een ritueel voor versleten en gebroken naalden. Naalden waren ooit een belangrijk werktuig – zeker voor vrouwen omdat ze ermee konden naaien. Maar op een gegeven moment breken ze of worden onbruikbaar. Als dat gebeurde, werden de dode naalden in een blokje tofu geprikt of in een zachte vrucht als laatste rustplaats.”
Is dat een manier om ze te bedanken voor bewezen diensten?
“Dat kun je zeggen. Er bestaan zelfs speciale graven voor gebroken naalden. Die kom je overal in Japan tegen. Westerlingen zien alleen een stukje metaal, maar een Japanner kan er een ziel in zien. Mijn grootmoeder bijvoorbeeld, ze is al jaren geleden overleden, liep met me langs de oever van een rivier. Daar vond ze een kleine steen met een patroon erop dat veel op een slang leek. Ze nam hem mee naar huis en legde hem in de relikwieënkist waar ieder Japans huishouden er minstens één van heeft. Ze bad daarna tot de steen omdat er voor haar een ziel van een slang in die steen huisde. Daarom moest de steen behandeld worden als een god. Voor een Japanner kan alles een ziel hebben, zelfs een robot.”
Ja, als een naald en een steen een ziel hebben, waarom dan een robot niet?
“Zo zien Japanners dat. Aan de andere kant levert dat ook problemen op. In het westen zijn orgaantransplantaties een heel normale ingreep geworden dankzij de acceptatie van de hersendood – hoewel je hart dan nog kan kloppen. Maar een Japanner die een ziel in een steen ziet kan geen afstand doen van een familielid wiens hart nog klopt. Dan kan de dokter nog zoveel vertellen over hersendood.”
Dus zijn er nauwelijks orgaandonoren in Japan?
“Nee, en dat is het probleem van de afgelopen vijftien jaar. Wettelijk is het allemaal geregeld, maar het aantal transplantaties is iets van honderd in vijftien jaar bij een bevolking van meer dan honderd miljoen mensen. Dat komt in feite neer op een verbod op orgaantransplantaties.”
Een andere bijzonderheid aan Japan is de vergrijzing. Ik begrijp dat u aan menselijke robots werkt om ze in bejaardenhuizen in te zetten?
“Ja, dat is een van de meest beoogde toepassingen.”
U werkt aan de grip van robots, omgevingsherkenning en het lopen. Wanneer verwacht u dat de robot veilig kan worden losgelaten in een bejaardenhuis?
“Het is moeilijk te voorspellen wanneer de huisrobot beschikbaar komt. Waarschijnlijk is de onzichtbare robotica er eerder. Denk aan de pratende koelkast die je waarschuwt als de deur te lang open blijft staan. Ook veel auto’s beginnen te praten. Mijn Prius is al bijna een robot zoals die zelfstandig kan inparkeren. Onzichtbare robotica rukt overal op, en ik verwacht dat binnenkort ook in het bejaardenhuis.
Robotica kan mensen eraan herinneren hun medicatie te nemen. Maar ziet u nog andere toepassingen?
“Er zijn veel toepassingen te verzinnen, maar het belangrijkste probleem is dat veel ouderen alleen wonen. Japanners leefden traditioneel in familieverband en zorgden voor hun ouderen. Maar naar westers voorbeeld heeft het individualisme zijn intree gedaan waardoor mensen meer op zichzelf zijn komen te staan. Informatietechnologie van iPads en iPhones heeft de menselijke interactie ondermijnd. Dat is een van de grootste problemen van de Japanse samenleving. Ik zoek eigenlijk naar een robot die mensen verbindt; niet als praktische hulp, maar als mentale hulp.”
Ik sprak vorig jaar uw collega dr. Takanori Shibata die een knuffelrobot heeft ontwikkeld, de zeehondachtige Paro. Is dat wat u bedoelt?
“Shibata-san. Ik ken hem heel goed. Dat is een mogelijkheid.”
Shibata liet op een video zien hoe de knuffelrobot mensen bij elkaar bracht en hen iets gaf om over te praten. Het leek ook herinneringen bij ze op te roepen.
“Zeker. Hij heeft er goede ervaringen mee.”
Wij westerlingen zien Paro als pop. Is dat in Japanse ogen anders?
“Het is heel belangrijk dat zulke robots een emotionele functie hebben. Of ze er nu uitzien als een zeehondenjong of als een klein mannetje.”
Waarom is dat zo belangrijk?
“Omdat emotionele functies de menselijke relaties weerspiegelen. Neem nu mijn moeder, die is bijna tachtig jaar. Helaas lijdt ze aan de ziekte van Alzheimer waardoor ze dingen niet langer dan vijf tot tien minuten kan onthouden. Maar andere dingen van tien jaar geleden of meer weet ze nog wel. En ook al snapt ze niet meer wat er gebeurt omdat haar geheugen zo slecht is, ze heeft wel de emoties. Als je me twintig keer hetzelfde vraagt, raak ik geïrriteerd en dat irriteert haar dan ook weer. Emoties zijn heel belangrijk.”
Belangrijk om contact te leggen bedoelt u?
“In feite kan de relatie tussen twee mensen gekopieerd worden naar die tussen een mens en een robot.”
En zou u dan willen dat de robot geduldiger is dan uzelf en niet geïrriteerd raakt?
“Kijk, mijn grootmoeder leed ook aan Alzheimer. Ze werd toen verzorgd door mijn moeder. Maar nu mijn moeder Alzheimer heeft, woont ze in een verzorgingshuis waar ze verzorgd wordt door een staf die veel deskundiger is dan ik. Toen mijn moeder dertig, veertig jaar geleden mijn grootmoeder verzorgde raakte ze daardoor zelf in een depressie, wat haar leven veranderde. Mensen hebben emoties en kunnen geen eindeloos geduld opbrengen. Daar zou een menselijke robot uitkomst kunnen bieden, in het bijzonder bij geestelijke aandoeningen. Dat is mijn inspiratie.”
Dat gaat verder dan verzorging. U wilt eenzame bejaarden eigenlijk een vriend geven?
“Ja, vriend Robot. Als je wilt dat zo’n robot er uitziet als een mens is dat erg lastig. Maar hij mag best op wieltjes rijden in plaats van lopen.”
Wat moet een robot in de bejaardenzorg in elk geval kunnen?
“Verbale communicatie is erg belangrijk omdat mensen spreken.”
Dus zo’n robot moet taal kunnen verstaan, hij moet kunnen spreken en hij moet emoties hebben?
“Ja, en hij moet sympathie of empathie uitstralen. Als vrienden empathie hebben voor een idee van je, dan maakt je dat gelukkig omdat je je begrepen voelt.”
Kan een robot je ook dat gevoel geven?
“Ja, dat denk ik wel. Ik woon in Tokio en mijn moeder woont duizend kilometer verderop. Ik kan er niet vaak naartoe. Het spijt me dat ik niet vaker kan komen en dat ze uiteindelijk in een depressie beland is. Daarna ben ik begonnen aan mijn onderzoek naar de emotionele robot. Tja.”
Students traditionally have 101 reasons for missing classes and lectures, ranging from unbearable morning hangovers to faulty alarm clocks. Now they have 102: Collegerama’s comprehensive recording of lectures means students increasingly have the option of ‘attending’ lectures online – anytime and anywhere.
The story of Collegerama – a method developed by Multimedia Services (MMS), a TU Delft-affiliated organisation situated in the 3mE faculty building – begins back in 2004, when a group of forward-thinking people realised that the centuries-old era of chalk and blackboards was ending; that is, that the concept of lecturing was changing, that digital learning was growing globally and that students had become web-minded, gadget-masters – or ‘homozappiens’, as Leon Huijbers, manager of MMS, calls this new breed of student.
As an ambitious university, TU Delft needed to meet these changing needs by making its educational content available online to everyone. The Collegerama method of recording scientific content and publishing it on online also fit perfectly with contemporary demands for more flexible and effective educational systems. To remain internationally competitive, academic web-broadcasting was a must.
Although Collegerama’s recording schedules are now fully booked, back in 2004 none of university’s faculties showed much interest in these newfangled ideas. “It marked a huge change and everyone needed time to adapt,” Huijbers says. Consequently, the Collegerama team struggled to find opportunities to prove its worth, until one day the breakthrough came: a highly esteemed professor at the faculty of Applied Sciences (AS) announced he was leaving the university, at which point AS quickly moved to record the professor’s expertise before he left.
From that point Collegerama’s growth was rapid; once the first professor agreed to perform in front of the camera, others quickly followed, and soon online lectures were popular among TU Delft’s tech-savvy students. Over the next two years Collegerama recorded and published online some 700 lectures; today that figure stands at 8,000 and growing.
Collegerama is currently expanding in multiple directions beyond web lecturing, including special educational videos recently launched on TU Delft’s iTunes site, which are specially recorded in Collegerama’s web-publishing studio.
Mobile
Collegerama had initially used fixed operating units situated in several lecture rooms, but this proved limiting, so over the years they’ve developed more flexible recording methods. Collegerama currently deploys 11, student-operated mobile recording carts that can bring the system into any room on campus, while also still using fixed units at faculties, like 3mE, that have huge demands for web-lecturing. Collegerama also provides a solution to faculty overcrowding: the technology allows lectures to be simultaneously projected in multiple rooms, which is frequently done at faculties that have more students than large rooms to accommodate them.
Collegerama, an independent entity working closely with TU Delft’s Education & Student Affairs department, draw its clients from across the Netherlands, including other universities and the Dutch Ministry of Defense. Additionally, they had 300,000 online visitors from around the world in 2010 and have multimedia relationships with 45 universities in the UK.
Collegerama’s ‘think big, act small’ growth model has three focal points: students, the main users, with the focus on improving content and publishing online quickly; the organisation, creating a fully automated system that’s easier to handle and manage; and teachers, demonstrating to them Collegerama’s possibilities and seducing them into using the latest technologies, like digital paper.
Huijbers admits that teachers can still be a bit old-fashioned and hard to seduce. “That first moment of hesitation still exists,” he says, “but it’s more bearable than it was in 2004.” Recording lectures in fact has multiple positive effects, including helping teachers to hone their lecturing skills. “It’s possible to see the teachers’ improvement after three trials,” says Huijbers, adding that while there’s some natural development involved in this process, teachers should still rehearse more. “It’s important for lecturers to realise that teaching is similar to a stage art, in which, as actors, they must capture their audience’s attention.”
Collegerama is a young brand backed by an ambitious team that believes its methods can help catapult TU Delft to the top of the European university league tables. “Collegerama is indeed useful,” Huijbers concludes, ”but it won’t achieve its highest possible efficiency unless web-lecturing becomes part of the curriculum.”
Comments are closed.