Aan de rand van het universiteitsterrein stond een groot, statig gebouw. Het was bijna helemaal verlaten. In één kamer brandde nog licht.
In die kamer werkte een man aan zijn bureau. Het was de Voorzitter.
A Christmas Carol
% 1 %
De Geest van Prometheus
De Voorzitter hield even op met schrijven en keek naar buiten, naar het standbeeld van Prometheus. Er viel sneeuw op die er door de wind weer werd afgeblazen. Het beloofde een gure kerstavond te worden.
Snel zette de Voorzitter zich weer aan zijn werk. Het was laat, maar hij was vastbesloten het werk waar hij mee bezig was af te schrijven. Hij was een stuk aan het herschrijven over de weg die de universiteit moest gaan. De mensen hadden de vorige versie niet goed begrepen en nu probeerde hij alles zo op te schrijven dat mensen het niet verkeerd konden begrijpen. Eindelijk zou zijn universiteit één doel voor ogen hebben: een topuniversiteit worden.
Er werd op de deur geklopt. Enigszins geërgerd legde de Voorzitter zijn pen neer en zei half binnensmonds ‘binnen’. Een man liep met voorzichtige passen de kamer in. ,,Goedenavond, bent u de Voorzitter?”, vroeg hij.
,,Wat wilt u?”, vroeg de Voorzitter.
,,Ik werk op deze universiteit. Ik help mensen aan wetenschappelijke kennis die ze niet op een andere manier kunnen betalen. Wij onderzoeken bijvoorbeeld voor wijkverenigingen hoe hun buurt veilig gemaakt kan worden. En.”
,,Wijkverenigingen!”, onderbrak de Voorzitter de bezoeker, ,,heeft u het dan niet begrepen, heeft u dan niet geluisterd? Deze universiteit moet een topuniversiteit worden! Die wetenschapswinkel van u produceert niets, wat moet een universiteit daar mee! Daar nemen we dus geen mensen meer voor aan!”
,,Maar we helpen wel mensen”, bracht de bezoeker hier tegenin. ,,Mensen die geen geld hebben om ergens anders geholpen te worden.”
,,Hulp? Ik ben de kerstman niet! Van liefdadigheid worden wij niet top. De tijd van maar wat doen is voorbij. Gaat u maar weer. Ik heb belangrijkere zaken om me mee bezig te houden!”
De bezoeker stond op het punt weerwoord te geven, maar hield zich in en liep in zichzelf mompelend de kamer uit. De deur viel met een harde knal dicht. Het geluid deed de Voorzitter, die alweer in zijn werk was opgegaan, opschrikken. ,,De ondankbaarheid, zonder mij zou de universiteit al lang ten gronde zijn gegaan”, dacht hij. ,,Luisteren ze wel ooit naar wat ik zeg?”
Het deel van zijn schrijfwerk waar hij nu aan toe was gekomen vergde uiterste concentratie. Hij moest uitleggen waarom deze universiteit een topuniversiteit moest worden. Zelf dacht hij nooit te veel na over dit soort filosofische kwesties. Dat was ook het probleem met zo’n universiteit. De cultuur was anders dan in het bedrijfsleven, waar iedereen tenminste meer geloofde in daden dan in woorden.
De Voorzitter werd ruw gestoord in zijn gedachten door een oorverdovende donder en lichtflits. Blijkbaar was de bliksem in het gebouw geslagen. De lichten doofden en gingen na enkele seconden weer flikkerend aan. De Voorzitter wierp een blik naar buiten. Tot zijn grote verbazing zag hij wel de sokkel, maar niet het beeld van Prometheus. Hij veegde de condens van de ramen en tuurde nogmaals, maar de sokkel bleef verlaten. Enkele seconden keek hij zonder zich te bewegen of zelfs maar met zijn ogen te knipperen naar het verlaten plein.
Vervolgens wilde hij de telefoon pakken om iemand te bellen. De beveiliging, de politie of de portier. Hij wilde van iemand een rationele verklaring, maar voordat zijn hand de hoorn had bereikt voelde hij de aanwezigheid van een ander in de kamer. Hij draaide zich om en keek recht in de ogen van een grote, gespierde, bebaarde man. Totaal verbouwereerd viel de Voorzitter in zijn stoel. ,,Wie, wat., hoe..?”
,,Zwijg!”, bulderde de reus met een zelfs voor zijn formaat verbazingwekkend volume. Zijn ogen flikkerden kwaad. ,,Luister naar wat ik u te vertellen heb. Lang geleden heb ik de mensheid het vuur gebracht en de nuttige kunsten geleerd. Zonder die kennis was de mensheid gedoemd ten prooi te vallen aan de natuur. Uit medelijden heb ik demens verlicht. Niet uit eerzucht. Daarom sta ik voor het hoofdgebouw van deze universiteit. Opdat mijn beeltenis u mocht herinneren aan de edele rol die dit instituut te vervullen had. Maar dat dreigt te verdwijnen. Slechts de eerzucht van uw universiteit wordt vervuld.”
De Voorzitters angst werd overschaduwd door de woede die deze beschuldiging teweegbracht: ,,Wilt u dan dat we achterblijven in de oudheid waar u vandaan komt? Deze universiteit dient de mens het beste door mee te gaan in de vaart der volkeren. De markt is de nieuwe weg om de mens te dienen!”
,,Zwijg, sterveling”, beval Prometheus. ,,Ik heb genoeg tijd aan u verspild, maar drie geesten zullen mij volgen: de geest van het verleden, de geest van het heden en de geest van de toekomst. Zij zullen u duidelijk maken wat u van mij niet wil aannemen.” Met zware passen verliet Prometheus de kamer.
% 2 %
De geest van het verleden
Verbaasd bleef de Voorzitter achter in zijn stoel. Hij keek om zich heen, niks herinnerde meer aan het vreemde bezoek. Misschien had hij het zich allemaal toch verbeeld. Hij had erg hard gewerkt de afgelopen weken en hij kende genoeg voorbeelden van wat stress op het werk met iemand kon doen. Hij stond op en liep naar het raam. Buiten stond Prometheus weer onbeweeglijk op zijn sokkel.
Vanuit de gang klonken hoge geluiden. Langzaam kwam het geluid van rammelende ketens dichterbij. De gemoedstoestand van de Voorzitter sloeg om in paniek. Hij hoorde voetstappen. Ze kwamen snel dichterbij. In de deuropening verscheen een kleine, statig geklede man. Hij droeg een toga en een soort baret. Om zijn nek hing een indrukwekkende ambtsketen, die onder het lopen een onheilspellend gerinkel voortbracht. ,,Wie bent u?”, vroeg de Voorzitter. ,,Wie ik ben, doet er niet toe. Ik vertegenwoordig als geest van het verleden de academische waarden, het ijverig zoeken naar nieuwe kennis en daarbij dapper inslaan van nieuwe wegen. Ook als dat minder winstgevend is.”
,,Waarom laten jullie mij niet met rust, ik werk hard voor het nobele doel om van deze universiteit een topuniversiteit te maken”, riep de Voorzitter uit.
,,Ik zal het u laten zien”, sprak de geest. De Voorzitter keek in de richting waarin de geest wees en zag in één van de stoelen een figuur zitten. De figuur leek als twee druppels water op de Voorzitter.
,,Wie bent u dan wel?”, vroeg de Voorzitter aan hem. De man antwoordde niet. ,,U kijkt en luistert slechts naar schaduwen uit het verleden”, sprak de geest. ,,Hij is slechts een schim van u, van uw vroegere ik om precies te zijn. Hij kan u niet horen. Zwijg dus en aanschouw.”
Op de kantoordeur werd geklopt. ,,Binnen”, zeiden de schim van de Voorzitter en de Voorzitter zelf tegelijk. Er liep een man de kamer in en bleef voor de schim van de Voorzitter staan.
,,Goedenavond. Ik werkte tot voor kort voor u en ik wilde graag weten waarom ik weg moest. Ik deed namelijk zo’n mooi onderzoek naar nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie. De maatschappij wordt hierdoor opnieuw ingericht.
,,Maar waarom ken ik uw werk dan niet? In welke wetenschappelijke bladen publiceert u dan?”, viel de schim van de Voorzitter de hoogleraar in de rede.
,,Ik publiceer niet in bladen. De nieuwe media ontwikkelen zich te snel om in oude media te kunnen publiceren. Een publicatie kost een half jaar. Dan zijn de ontwikkelingen rondom internet alweer achterhaald.”
,,Wat!? U publiceert in geen enkel blad! En u durft aan mij te vragen waarom ik u niet duld op deze universiteit? Heeft u dan geen kennis genomen van mijn beleid? Verlaat mijn kamer en gaat u zich schamen!”
De Voorzitter had zwijgend toe staan te kijken naar het tafereel dat zich had ontvouwd tussen de twee schimmen. Een licht onbehagelijk gevoel maakte zich van hem meester. Maar tegelijkertijd vond hij dat dit hem niet te verwijten viel. ,,Ik kon niet anders. Anders gaat iedereen doen waar hij zelf zin in heeft”, verweerde hij zich enigszins onzeker. De geest van het verleden haalde zijn schouders op: ,,U heeft het blijkbaar nog niet begrepen, maar ik zal u niet langer ophouden, want de geest van het heden wacht op u.” De geest maakte een handgebaar. De grond onder de Voorzitter begon te draaien en hij verloor zijn evenwicht en, nog voor hij viel, zijn bewustzijn.
% 3 %
De geest van het heden
De Voorzitter kwam weer bij en krabbelde overeind. Maar hij bevond zich niet meer in zijn kantoor. Hij bevond zich in een zaal gevuld met het geruis van tientallen gesprekken. In de zaal stonden op lange tafels computers dicht op elkaar. Daar achter zaten dicht op elkaar mensen ingespannen te werken. Langs de kant stonden mensen te wachten op een computer en vlak bij hem begon een lange, lange rij die aan de andere kant van de zaal uitkwam bij een printer. De Voorzitter voelde iemand een hand op zijn schouder leggen.
,,Welkom terug in het heden”, sprak de geest van het heden achter hem, ,,of beter gezegd bij de schimmen van het verleden.” Maar dat zal mijn voorganger met zijn voorliefde voor filosofische kwesties waarschijnlijk reeds hebben uitgelegd. Hij vertegenwoordigde de waarden die we vanuit het verleden hebben geërfd, ik de problemen die we in het heden hebben. En die zijn van weinig academische of filosofische aard.” Hij wees op de lange rij.
,,Luister maar eens naar uw studenten, daar kunt u van leren!” De geest voerde de Voorzitter dichter naar de rij. ,,Ben jij dit blok ingeloot?”, hoorde de Voorzitter een student aan een andere student vragen. ,,Nee, alweer niet”, was het antwoord.
,,Wat ga je nu dan doen?”
,,Weet ik niet, ik kan op dit moment dus niet verder in mijn studie, ik ga werken of zoiets, maar ja voorlopig sta ik hier nog in de rij.”
,,Begint u een beetje te begrijpen waarom mensen soms zo slecht studeren? Denkt u zo een universiteit van niveau te kunnen worden?”, vroeg de geest. ,,Maar de mensen die hier doorheen komen, kunnen wel de jungle van het leven aan. Zo doet men dat in het buitenland ook”, bracht de Voorzitter tegen het verwijt van de geest in. ,,Geleerd om eindeloos te wachten, zonder er iets aan te kunnen doen? Is dat wat u belangrijk vindt om uw studenten te leren? Schijnbaar kan alleen de harde confrontatie met uw toekomst u redden.” De geest maakte een handgebaar. Het zicht van de Voorzitter vertroebelde en het werd donker voor zijn ogen.
% 4 %
De geest van de toekomst
De voorzitter wreef in zijn ogen en toen hij weer opkeek bevond hij zich in een stoffige, verlaten zaal. Door de half ingestorte muren scheen licht naar binnen. Hij ontwaarde helemaal in een hoek een student. De student stond op en liep naar de Voorzitter toe. ,,U moet de Voorzitter zijn, wees welkom, bezoekers zijn hier schaars.” Ik ben de geest van de toekomst. De geest van de toekomst was gekleed in pak. Op zijn stropdas prijkte een wapen. De geest volgde de blik van de Voorzitter naar zijn stropdas. ,,Preses ben ik van deze studentenvereniging”, verduidelijkte hij, ,,of wat daar van over is.”
,,Vroeger”, sprak hij bevlogen, ,,vroeger stroomden het bier en andere dranken hier rijkelijk, mensen hadden hier een goede tijd en ontspanden zich. Maar ze praatten ook over het leven, filosofie, politiek, techniek, hun toekomst, hun dromen en hun idealen. Hier werd men mens op vele vlakken. Maar niet alleen hier, ook op andere plaatsen leerde men uitdagingen aangaan. De studenten lieten Delft leven! Maar nu, nu zitten ze alleen nog maar daar.” De preses wees boos met een trillende vinger in de richting van de campus.
,,Volg mij!” De Voorzitter voelde zich lichter worden en plotseling zweefde de binnenstad onder hem door en kwam hij weer zachtjes op de grond terecht voor de nieuwe campus. Deze was totaal veranderd. De contouren van de oude gebouwen waren nog zichtbaar, maar tussen en om de gebouwen liep een labyrint van loopbruggen en passages. Op de statige poort van de campus prijkte een gouden bord: ‘De meest toonaangevende universiteit ter wereld’.
,,Ziet u wel, het is gelukt! Ik wist het wel! We zijn een topuniversiteit geworden!”, jubelde de Voorzitter. Hij voelde iets kouds aan zijn benen en keek naar beneden. Tot zijn schrik stond hij tot aan zijn knieën in bruin water. ,,Excuses voor het ongemak, maar uw universiteit vond waterbeheer enkele jaren geleden niet toonaangevend genoeg”, sprak de preses achter hem. Zelf zweefde de preses comfortabel enkele centimeters boven het water.
,,Maar we doen dus wel fundamenteel onderzoek?”, vroeg de Voorzitter onzeker. ,,Ach, wat noemt u fundamenteel?”, zei de geest spottend. ,,Nergens publiceert men zoveel in toonaangevende bladen als Science en Nature, we hebben dan ook de hoogste impactfactor van de wereld. Maar we schrijven voornamelijk colofons en inhoudsopgaven, die blijken namelijk erg goed te scoren.”
,,Maar kijkt u eens naar de mensen”, sprak de preses emotioneel. ,,Wilt u dan dat we daar heen gaan?” Achter de hekken was niemand buiten te zien, maar over de loopbruggen liepen wel studenten. Echter niet de rumoerige studenten die de Voorzitter gewend was. Doodstil liepen de studenten in rijen keurig in de pas door glazen slurven.Hun blikken waren doods.
% 5 %
Slot
De Voorzitter schrok wakker van een harde donderslag. Buiten begon de zon zich al weer te melden. Hij moest in slaap zijn gevallen op zijn werk. Hij staarde enkel ogenblikken voor zich uit en gooide toen het hele schrijfwerk in de prullenbak naast zijn bureau.
(Geïnspireerd op ‘A Christmas Carol’ van Charles Dickens)
Aan de rand van het universiteitsterrein stond een groot, statig gebouw. Het was bijna helemaal verlaten. In één kamer brandde nog licht. In die kamer werkte een man aan zijn bureau. Het was de Voorzitter.
A Christmas Carol
% 1 %
De Geest van Prometheus
De Voorzitter hield even op met schrijven en keek naar buiten, naar het standbeeld van Prometheus. Er viel sneeuw op die er door de wind weer werd afgeblazen. Het beloofde een gure kerstavond te worden.
Snel zette de Voorzitter zich weer aan zijn werk. Het was laat, maar hij was vastbesloten het werk waar hij mee bezig was af te schrijven. Hij was een stuk aan het herschrijven over de weg die de universiteit moest gaan. De mensen hadden de vorige versie niet goed begrepen en nu probeerde hij alles zo op te schrijven dat mensen het niet verkeerd konden begrijpen. Eindelijk zou zijn universiteit één doel voor ogen hebben: een topuniversiteit worden.
Er werd op de deur geklopt. Enigszins geërgerd legde de Voorzitter zijn pen neer en zei half binnensmonds ‘binnen’. Een man liep met voorzichtige passen de kamer in. ,,Goedenavond, bent u de Voorzitter?”, vroeg hij.
,,Wat wilt u?”, vroeg de Voorzitter.
,,Ik werk op deze universiteit. Ik help mensen aan wetenschappelijke kennis die ze niet op een andere manier kunnen betalen. Wij onderzoeken bijvoorbeeld voor wijkverenigingen hoe hun buurt veilig gemaakt kan worden. En.”
,,Wijkverenigingen!”, onderbrak de Voorzitter de bezoeker, ,,heeft u het dan niet begrepen, heeft u dan niet geluisterd? Deze universiteit moet een topuniversiteit worden! Die wetenschapswinkel van u produceert niets, wat moet een universiteit daar mee! Daar nemen we dus geen mensen meer voor aan!”
,,Maar we helpen wel mensen”, bracht de bezoeker hier tegenin. ,,Mensen die geen geld hebben om ergens anders geholpen te worden.”
,,Hulp? Ik ben de kerstman niet! Van liefdadigheid worden wij niet top. De tijd van maar wat doen is voorbij. Gaat u maar weer. Ik heb belangrijkere zaken om me mee bezig te houden!”
De bezoeker stond op het punt weerwoord te geven, maar hield zich in en liep in zichzelf mompelend de kamer uit. De deur viel met een harde knal dicht. Het geluid deed de Voorzitter, die alweer in zijn werk was opgegaan, opschrikken. ,,De ondankbaarheid, zonder mij zou de universiteit al lang ten gronde zijn gegaan”, dacht hij. ,,Luisteren ze wel ooit naar wat ik zeg?”
Het deel van zijn schrijfwerk waar hij nu aan toe was gekomen vergde uiterste concentratie. Hij moest uitleggen waarom deze universiteit een topuniversiteit moest worden. Zelf dacht hij nooit te veel na over dit soort filosofische kwesties. Dat was ook het probleem met zo’n universiteit. De cultuur was anders dan in het bedrijfsleven, waar iedereen tenminste meer geloofde in daden dan in woorden.
De Voorzitter werd ruw gestoord in zijn gedachten door een oorverdovende donder en lichtflits. Blijkbaar was de bliksem in het gebouw geslagen. De lichten doofden en gingen na enkele seconden weer flikkerend aan. De Voorzitter wierp een blik naar buiten. Tot zijn grote verbazing zag hij wel de sokkel, maar niet het beeld van Prometheus. Hij veegde de condens van de ramen en tuurde nogmaals, maar de sokkel bleef verlaten. Enkele seconden keek hij zonder zich te bewegen of zelfs maar met zijn ogen te knipperen naar het verlaten plein.
Vervolgens wilde hij de telefoon pakken om iemand te bellen. De beveiliging, de politie of de portier. Hij wilde van iemand een rationele verklaring, maar voordat zijn hand de hoorn had bereikt voelde hij de aanwezigheid van een ander in de kamer. Hij draaide zich om en keek recht in de ogen van een grote, gespierde, bebaarde man. Totaal verbouwereerd viel de Voorzitter in zijn stoel. ,,Wie, wat., hoe..?”
,,Zwijg!”, bulderde de reus met een zelfs voor zijn formaat verbazingwekkend volume. Zijn ogen flikkerden kwaad. ,,Luister naar wat ik u te vertellen heb. Lang geleden heb ik de mensheid het vuur gebracht en de nuttige kunsten geleerd. Zonder die kennis was de mensheid gedoemd ten prooi te vallen aan de natuur. Uit medelijden heb ik demens verlicht. Niet uit eerzucht. Daarom sta ik voor het hoofdgebouw van deze universiteit. Opdat mijn beeltenis u mocht herinneren aan de edele rol die dit instituut te vervullen had. Maar dat dreigt te verdwijnen. Slechts de eerzucht van uw universiteit wordt vervuld.”
De Voorzitters angst werd overschaduwd door de woede die deze beschuldiging teweegbracht: ,,Wilt u dan dat we achterblijven in de oudheid waar u vandaan komt? Deze universiteit dient de mens het beste door mee te gaan in de vaart der volkeren. De markt is de nieuwe weg om de mens te dienen!”
,,Zwijg, sterveling”, beval Prometheus. ,,Ik heb genoeg tijd aan u verspild, maar drie geesten zullen mij volgen: de geest van het verleden, de geest van het heden en de geest van de toekomst. Zij zullen u duidelijk maken wat u van mij niet wil aannemen.” Met zware passen verliet Prometheus de kamer.
% 2 %
De geest van het verleden
Verbaasd bleef de Voorzitter achter in zijn stoel. Hij keek om zich heen, niks herinnerde meer aan het vreemde bezoek. Misschien had hij het zich allemaal toch verbeeld. Hij had erg hard gewerkt de afgelopen weken en hij kende genoeg voorbeelden van wat stress op het werk met iemand kon doen. Hij stond op en liep naar het raam. Buiten stond Prometheus weer onbeweeglijk op zijn sokkel.
Vanuit de gang klonken hoge geluiden. Langzaam kwam het geluid van rammelende ketens dichterbij. De gemoedstoestand van de Voorzitter sloeg om in paniek. Hij hoorde voetstappen. Ze kwamen snel dichterbij. In de deuropening verscheen een kleine, statig geklede man. Hij droeg een toga en een soort baret. Om zijn nek hing een indrukwekkende ambtsketen, die onder het lopen een onheilspellend gerinkel voortbracht. ,,Wie bent u?”, vroeg de Voorzitter. ,,Wie ik ben, doet er niet toe. Ik vertegenwoordig als geest van het verleden de academische waarden, het ijverig zoeken naar nieuwe kennis en daarbij dapper inslaan van nieuwe wegen. Ook als dat minder winstgevend is.”
,,Waarom laten jullie mij niet met rust, ik werk hard voor het nobele doel om van deze universiteit een topuniversiteit te maken”, riep de Voorzitter uit.
,,Ik zal het u laten zien”, sprak de geest. De Voorzitter keek in de richting waarin de geest wees en zag in één van de stoelen een figuur zitten. De figuur leek als twee druppels water op de Voorzitter.
,,Wie bent u dan wel?”, vroeg de Voorzitter aan hem. De man antwoordde niet. ,,U kijkt en luistert slechts naar schaduwen uit het verleden”, sprak de geest. ,,Hij is slechts een schim van u, van uw vroegere ik om precies te zijn. Hij kan u niet horen. Zwijg dus en aanschouw.”
Op de kantoordeur werd geklopt. ,,Binnen”, zeiden de schim van de Voorzitter en de Voorzitter zelf tegelijk. Er liep een man de kamer in en bleef voor de schim van de Voorzitter staan.
,,Goedenavond. Ik werkte tot voor kort voor u en ik wilde graag weten waarom ik weg moest. Ik deed namelijk zo’n mooi onderzoek naar nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie. De maatschappij wordt hierdoor opnieuw ingericht.
,,Maar waarom ken ik uw werk dan niet? In welke wetenschappelijke bladen publiceert u dan?”, viel de schim van de Voorzitter de hoogleraar in de rede.
,,Ik publiceer niet in bladen. De nieuwe media ontwikkelen zich te snel om in oude media te kunnen publiceren. Een publicatie kost een half jaar. Dan zijn de ontwikkelingen rondom internet alweer achterhaald.”
,,Wat!? U publiceert in geen enkel blad! En u durft aan mij te vragen waarom ik u niet duld op deze universiteit? Heeft u dan geen kennis genomen van mijn beleid? Verlaat mijn kamer en gaat u zich schamen!”
De Voorzitter had zwijgend toe staan te kijken naar het tafereel dat zich had ontvouwd tussen de twee schimmen. Een licht onbehagelijk gevoel maakte zich van hem meester. Maar tegelijkertijd vond hij dat dit hem niet te verwijten viel. ,,Ik kon niet anders. Anders gaat iedereen doen waar hij zelf zin in heeft”, verweerde hij zich enigszins onzeker. De geest van het verleden haalde zijn schouders op: ,,U heeft het blijkbaar nog niet begrepen, maar ik zal u niet langer ophouden, want de geest van het heden wacht op u.” De geest maakte een handgebaar. De grond onder de Voorzitter begon te draaien en hij verloor zijn evenwicht en, nog voor hij viel, zijn bewustzijn.
% 3 %
De geest van het heden
De Voorzitter kwam weer bij en krabbelde overeind. Maar hij bevond zich niet meer in zijn kantoor. Hij bevond zich in een zaal gevuld met het geruis van tientallen gesprekken. In de zaal stonden op lange tafels computers dicht op elkaar. Daar achter zaten dicht op elkaar mensen ingespannen te werken. Langs de kant stonden mensen te wachten op een computer en vlak bij hem begon een lange, lange rij die aan de andere kant van de zaal uitkwam bij een printer. De Voorzitter voelde iemand een hand op zijn schouder leggen.
,,Welkom terug in het heden”, sprak de geest van het heden achter hem, ,,of beter gezegd bij de schimmen van het verleden.” Maar dat zal mijn voorganger met zijn voorliefde voor filosofische kwesties waarschijnlijk reeds hebben uitgelegd. Hij vertegenwoordigde de waarden die we vanuit het verleden hebben geërfd, ik de problemen die we in het heden hebben. En die zijn van weinig academische of filosofische aard.” Hij wees op de lange rij.
,,Luister maar eens naar uw studenten, daar kunt u van leren!” De geest voerde de Voorzitter dichter naar de rij. ,,Ben jij dit blok ingeloot?”, hoorde de Voorzitter een student aan een andere student vragen. ,,Nee, alweer niet”, was het antwoord.
,,Wat ga je nu dan doen?”
,,Weet ik niet, ik kan op dit moment dus niet verder in mijn studie, ik ga werken of zoiets, maar ja voorlopig sta ik hier nog in de rij.”
,,Begint u een beetje te begrijpen waarom mensen soms zo slecht studeren? Denkt u zo een universiteit van niveau te kunnen worden?”, vroeg de geest. ,,Maar de mensen die hier doorheen komen, kunnen wel de jungle van het leven aan. Zo doet men dat in het buitenland ook”, bracht de Voorzitter tegen het verwijt van de geest in. ,,Geleerd om eindeloos te wachten, zonder er iets aan te kunnen doen? Is dat wat u belangrijk vindt om uw studenten te leren? Schijnbaar kan alleen de harde confrontatie met uw toekomst u redden.” De geest maakte een handgebaar. Het zicht van de Voorzitter vertroebelde en het werd donker voor zijn ogen.
% 4 %
De geest van de toekomst
De voorzitter wreef in zijn ogen en toen hij weer opkeek bevond hij zich in een stoffige, verlaten zaal. Door de half ingestorte muren scheen licht naar binnen. Hij ontwaarde helemaal in een hoek een student. De student stond op en liep naar de Voorzitter toe. ,,U moet de Voorzitter zijn, wees welkom, bezoekers zijn hier schaars.” Ik ben de geest van de toekomst. De geest van de toekomst was gekleed in pak. Op zijn stropdas prijkte een wapen. De geest volgde de blik van de Voorzitter naar zijn stropdas. ,,Preses ben ik van deze studentenvereniging”, verduidelijkte hij, ,,of wat daar van over is.”
,,Vroeger”, sprak hij bevlogen, ,,vroeger stroomden het bier en andere dranken hier rijkelijk, mensen hadden hier een goede tijd en ontspanden zich. Maar ze praatten ook over het leven, filosofie, politiek, techniek, hun toekomst, hun dromen en hun idealen. Hier werd men mens op vele vlakken. Maar niet alleen hier, ook op andere plaatsen leerde men uitdagingen aangaan. De studenten lieten Delft leven! Maar nu, nu zitten ze alleen nog maar daar.” De preses wees boos met een trillende vinger in de richting van de campus.
,,Volg mij!” De Voorzitter voelde zich lichter worden en plotseling zweefde de binnenstad onder hem door en kwam hij weer zachtjes op de grond terecht voor de nieuwe campus. Deze was totaal veranderd. De contouren van de oude gebouwen waren nog zichtbaar, maar tussen en om de gebouwen liep een labyrint van loopbruggen en passages. Op de statige poort van de campus prijkte een gouden bord: ‘De meest toonaangevende universiteit ter wereld’.
,,Ziet u wel, het is gelukt! Ik wist het wel! We zijn een topuniversiteit geworden!”, jubelde de Voorzitter. Hij voelde iets kouds aan zijn benen en keek naar beneden. Tot zijn schrik stond hij tot aan zijn knieën in bruin water. ,,Excuses voor het ongemak, maar uw universiteit vond waterbeheer enkele jaren geleden niet toonaangevend genoeg”, sprak de preses achter hem. Zelf zweefde de preses comfortabel enkele centimeters boven het water.
,,Maar we doen dus wel fundamenteel onderzoek?”, vroeg de Voorzitter onzeker. ,,Ach, wat noemt u fundamenteel?”, zei de geest spottend. ,,Nergens publiceert men zoveel in toonaangevende bladen als Science en Nature, we hebben dan ook de hoogste impactfactor van de wereld. Maar we schrijven voornamelijk colofons en inhoudsopgaven, die blijken namelijk erg goed te scoren.”
,,Maar kijkt u eens naar de mensen”, sprak de preses emotioneel. ,,Wilt u dan dat we daar heen gaan?” Achter de hekken was niemand buiten te zien, maar over de loopbruggen liepen wel studenten. Echter niet de rumoerige studenten die de Voorzitter gewend was. Doodstil liepen de studenten in rijen keurig in de pas door glazen slurven.Hun blikken waren doods.
% 5 %
Slot
De Voorzitter schrok wakker van een harde donderslag. Buiten begon de zon zich al weer te melden. Hij moest in slaap zijn gevallen op zijn werk. Hij staarde enkel ogenblikken voor zich uit en gooide toen het hele schrijfwerk in de prullenbak naast zijn bureau.
(Geïnspireerd op ‘A Christmas Carol’ van Charles Dickens)
Comments are closed.