Het uniform: sinds de jaren zestig kijkt iedere ontwikkelde Nederlander er op neer. Het is het symbool van kuddegedrag en vervreemding van de eigen identiteit.
Maar zonder dat we het zelf weten is het militaire uniform onze eigen garderobe binnengeslopen. Het Legermuseum toont hoe het leger de burgermode de afgelopen eeuw drastisch beïnvloed heeft.
Bijna al onze kleding heeft een militaire oorsprong. Tenminste, dat wil de tentoonstelling ‘Dressed to kill’ in het Legermuseum ons doen geloven.
Wordt die ‘enorme invloed’ niet wat overdreven? ,,Nee, echt niet”, zegt Christel Sohier van het Legermuseum, ,,iedere Nederlander heeft kleren van militaire oorsprong.” Na een wandeling langs de lange catwalk in het museum, bevolkt door poppen in uniform of daarvan afgeleide burgerkledij, moet ik erkennen dat ze gelijk heeft.
introduceerde het slobberige vestje later in de burgermode Foto: Jocelyne Moreau
Soldatenkleding heeft de burgermode de hele geschiedenis door beïnvloed, zo blijkt uit het bijbehorende boek (45 gulden) dat het Legermuseum heeft uitgegeven. Maar de invloed was nooit zo groot als in de afgelopen eeuw. Mede daardoor is de mode in de twintigste eeuw zo radicaal veranderd. De massamedia hielpen een handje. Kregen de meeste mensen in vroeger eeuwen zelden een soldaat te zien, in de twintigste eeuw prijkte het militaire uniform voortdurend in kranten, tijdschriften en op beeldschermen.
Ook de idolen van de moderne tijd hebben sterk bijgedragen aan de popularisering van militaire kledij. De Beatles bijvoorbeeld, die zich eind jaren zestig in uniformen hesen, en Jimi Hendrix, die in een Napoleontisch pakje de snaren van zijn gitaar geselde. Ook acteurs als Humphrey Bogart, James Dean en Marlon Brando hielpen mee.
De laatste twee zijn verantwoordelijk voor de doorbraak van het bekendste kledingstuk van de vorige eeuw: het T-shirt. Het mouwloze, witte, T-vormige shirt werd in 1913 onderdeel van de standaarduitrusting van de Amerikaanse marine. In de films ‘Rebel without a cause’ en ‘A streetcar named desire’ werd het strakke vodje om de lichamen van Dean en Brando het (stoffelijk) sekssymbool bij uitstek. Brigitte Bardot liet vervolgens zien dat het T-shirt ook het vrouwelijk torso niet misstond.
Maffia
In de negentiende eeuw was het vooral de Krimoorlog (1854-1856) die tal van nieuwe kledingstukken op zijn naam heeft staan. De bivakmuts bijvoorbeeld, en de ‘cardigan’: het kraagloze, lullige vestje met knoopjes van voren. In de twintigste eeuw waren het met name de beide wereldoorlogen die een enorme invloed op de mode hadden. Een paar voorbeelden: de beige (heren)regenjas met ceintuur, ook wel bekend als trenchcoat, heeft zijn oorsprong in de loopgraven van Ieper en Verdun. Engelse officieren droegen het ding, vervaardigd door de beroemde Engelse ontwerper Thomas Burberry, als bescherming tegen water en modder. De trenchcoat was namelijk vervaardigd van het waterafstotende gabardine. Na la Grande Guerre werd de jas bekend door maffiose types als Al Capone, maar vooral door de rol van Humphrey Bogart in de film Casablanca. De trenchcoat leende het stoere image van Bogart en is nog altijd populair bij mannen van dertig jaar en ouder.
De beroemde houtje-touwtjejas kent een vergelijkbare geschiedenis. In de jaren zestig en zeventig was de jas immens populair bij studenten en wereldvreemde intellectuelen. Weinigen wisten dat de jas oorspronkelijk bij de Britse marine vandaan kwam. Zelfs generaal Montgomery werd in de Tweede Wereldoorlog verliefd op de jas. ‘Monty’ en zijn houtje-touwtje waren onafscheidelijk, waardoor de jas na de oorlog in de Lage Landen korte tijd ‘montycoat’ als bijnaam had.
De houtje-touwtjesjas is exemplarisch voor een merkwaardig fenomeen in de jaren zestig en zeventig: wie een afkeer had van leger, kapitalisme en burgermaatschappij hulde zich paradoxaal genoeg in militaire kleding. Bij Vietnamdemonstraties zag het groen van de (militaire) parkajassen. Verdere geliefde legerattributen: katoenen, khaki broeken (chino%s), camouflagekleding, T-shirts en aan de voeten zogenaamde kistjes (Doc Martens). Werd de mode voorheen alleen beïnvloed door het leger, nu trokken mensen echte legerkleding aan. De dumpzaak werd deBijenkorf van de linkse jongerencultuur.
Merkwaardig, maar wel begrijpelijk. Legerkleding was na de oorlog in de mode gekomen doordat de geallieerden hun overtollige uniformen voor een habbekrats verkochten. Gewone kleding was tot 1949 vanwege schaarste op de bon. De opgroeiende jeugd van de jaren veertig had daardoor een heel decennium geen fatsoenlijke kleren aan het lijf gehad.
Casper van Bruggen
Met die uniformen konden jongeren zich bovendien afzetten tegen hun ouders, want legerkleding gold bij uitstek als ‘niet-gekleed’. Comfortabel, functioneel, sterk en goedkoop waren de trefwoorden. Wie zich in legerkleding hulde, gaf niet om de schone schijn van het uiterlijk, maar had idealen. ‘Modieuze’ kleding, dat hoorde bij de bourgeoisie. Het uniform kon helemaal niet meer stuk toen de Cubaanse vrijheidsstrijder Che Guevara er steevast in verscheen.
Yuppen
Inmiddels zitten al die parka’s en houtje-touwtjesjassen al lang in de zak van het Leger des Heils. Van de vrijgevochten jongerencultuur is weinig meer over. In de loop van de jaren tachtig werd yuppenkleding populair: strakke pakken overdag, vrijetijdskleding in het weekend en op de golfbaan, en een beige bermuda ’s zomers aan de Côte d%Azur. Ook allemaal van militaire oorsprong, volgens het Legermuseum. De bermuda, oké, die werd gedragen door het Britse leger op de Bermuda-eilanden. Maar de legeroorsprong van de rest vande yuppengarderobe is toch een stuk vager. Veel verder dan ‘militairen zitten ook strak in het pak en houden ook van strakke vouwen in hun broek’ komt de argumentatie eigenlijk niet.
En hoe staat de mode er nu voor? De yuppencultuur bloeit nog altijd; de bermuda heeft zich ontwikkeld tot oerlelijke, veelkleurige strandbroek; de student loopt nog altijd in een T-shirt, weliswaar onder een overhemd; en de legerkistjes en camouflagekleren zijn weer terug van weggeweest, dankzij skaters, rappers, Sjonnen en gabbers. De huidige populaire mode grijpt dus vooral terug op het verleden. De fut en de creativiteit zijn eruit.
Is het toevallig dat ook de ontwikkeling van het militaire uniform al enkele decennia stilstaat? Het huidige uniform verschilt niet drastisch van dat van de jaren vijftig. Zou de burgermode daardoor geen inspiratiebronnen meer hebben? In dat geval zouden ze bij het Legermuseum echt gelijk hebben: de soldaat is dé trendsetter van ons modebeeld.
De tentoonstelling ‘Dressed to kill’ is tot en met 7 januari 2001 te zien in het Legermuseum, Korte Geer 1, Delft. Openingstijden ma. t/m vr. 10-17 uur, za. en zo. 12-17 uur.
Het uniform: sinds de jaren zestig kijkt iedere ontwikkelde Nederlander er op neer. Het is het symbool van kuddegedrag en vervreemding van de eigen identiteit. Maar zonder dat we het zelf weten is het militaire uniform onze eigen garderobe binnengeslopen. Het Legermuseum toont hoe het leger de burgermode de afgelopen eeuw drastisch beïnvloed heeft.
Bijna al onze kleding heeft een militaire oorsprong. Tenminste, dat wil de tentoonstelling ‘Dressed to kill’ in het Legermuseum ons doen geloven.
Wordt die ‘enorme invloed’ niet wat overdreven? ,,Nee, echt niet”, zegt Christel Sohier van het Legermuseum, ,,iedere Nederlander heeft kleren van militaire oorsprong.” Na een wandeling langs de lange catwalk in het museum, bevolkt door poppen in uniform of daarvan afgeleide burgerkledij, moet ik erkennen dat ze gelijk heeft.
introduceerde het slobberige vestje later in de burgermode Foto: Jocelyne Moreau
Soldatenkleding heeft de burgermode de hele geschiedenis door beïnvloed, zo blijkt uit het bijbehorende boek (45 gulden) dat het Legermuseum heeft uitgegeven. Maar de invloed was nooit zo groot als in de afgelopen eeuw. Mede daardoor is de mode in de twintigste eeuw zo radicaal veranderd. De massamedia hielpen een handje. Kregen de meeste mensen in vroeger eeuwen zelden een soldaat te zien, in de twintigste eeuw prijkte het militaire uniform voortdurend in kranten, tijdschriften en op beeldschermen.
Ook de idolen van de moderne tijd hebben sterk bijgedragen aan de popularisering van militaire kledij. De Beatles bijvoorbeeld, die zich eind jaren zestig in uniformen hesen, en Jimi Hendrix, die in een Napoleontisch pakje de snaren van zijn gitaar geselde. Ook acteurs als Humphrey Bogart, James Dean en Marlon Brando hielpen mee.
De laatste twee zijn verantwoordelijk voor de doorbraak van het bekendste kledingstuk van de vorige eeuw: het T-shirt. Het mouwloze, witte, T-vormige shirt werd in 1913 onderdeel van de standaarduitrusting van de Amerikaanse marine. In de films ‘Rebel without a cause’ en ‘A streetcar named desire’ werd het strakke vodje om de lichamen van Dean en Brando het (stoffelijk) sekssymbool bij uitstek. Brigitte Bardot liet vervolgens zien dat het T-shirt ook het vrouwelijk torso niet misstond.
Maffia
In de negentiende eeuw was het vooral de Krimoorlog (1854-1856) die tal van nieuwe kledingstukken op zijn naam heeft staan. De bivakmuts bijvoorbeeld, en de ‘cardigan’: het kraagloze, lullige vestje met knoopjes van voren. In de twintigste eeuw waren het met name de beide wereldoorlogen die een enorme invloed op de mode hadden. Een paar voorbeelden: de beige (heren)regenjas met ceintuur, ook wel bekend als trenchcoat, heeft zijn oorsprong in de loopgraven van Ieper en Verdun. Engelse officieren droegen het ding, vervaardigd door de beroemde Engelse ontwerper Thomas Burberry, als bescherming tegen water en modder. De trenchcoat was namelijk vervaardigd van het waterafstotende gabardine. Na la Grande Guerre werd de jas bekend door maffiose types als Al Capone, maar vooral door de rol van Humphrey Bogart in de film Casablanca. De trenchcoat leende het stoere image van Bogart en is nog altijd populair bij mannen van dertig jaar en ouder.
De beroemde houtje-touwtjejas kent een vergelijkbare geschiedenis. In de jaren zestig en zeventig was de jas immens populair bij studenten en wereldvreemde intellectuelen. Weinigen wisten dat de jas oorspronkelijk bij de Britse marine vandaan kwam. Zelfs generaal Montgomery werd in de Tweede Wereldoorlog verliefd op de jas. ‘Monty’ en zijn houtje-touwtje waren onafscheidelijk, waardoor de jas na de oorlog in de Lage Landen korte tijd ‘montycoat’ als bijnaam had.
De houtje-touwtjesjas is exemplarisch voor een merkwaardig fenomeen in de jaren zestig en zeventig: wie een afkeer had van leger, kapitalisme en burgermaatschappij hulde zich paradoxaal genoeg in militaire kleding. Bij Vietnamdemonstraties zag het groen van de (militaire) parkajassen. Verdere geliefde legerattributen: katoenen, khaki broeken (chino%s), camouflagekleding, T-shirts en aan de voeten zogenaamde kistjes (Doc Martens). Werd de mode voorheen alleen beïnvloed door het leger, nu trokken mensen echte legerkleding aan. De dumpzaak werd deBijenkorf van de linkse jongerencultuur.
Merkwaardig, maar wel begrijpelijk. Legerkleding was na de oorlog in de mode gekomen doordat de geallieerden hun overtollige uniformen voor een habbekrats verkochten. Gewone kleding was tot 1949 vanwege schaarste op de bon. De opgroeiende jeugd van de jaren veertig had daardoor een heel decennium geen fatsoenlijke kleren aan het lijf gehad.
Casper van Bruggen
Met die uniformen konden jongeren zich bovendien afzetten tegen hun ouders, want legerkleding gold bij uitstek als ‘niet-gekleed’. Comfortabel, functioneel, sterk en goedkoop waren de trefwoorden. Wie zich in legerkleding hulde, gaf niet om de schone schijn van het uiterlijk, maar had idealen. ‘Modieuze’ kleding, dat hoorde bij de bourgeoisie. Het uniform kon helemaal niet meer stuk toen de Cubaanse vrijheidsstrijder Che Guevara er steevast in verscheen.
Yuppen
Inmiddels zitten al die parka’s en houtje-touwtjesjassen al lang in de zak van het Leger des Heils. Van de vrijgevochten jongerencultuur is weinig meer over. In de loop van de jaren tachtig werd yuppenkleding populair: strakke pakken overdag, vrijetijdskleding in het weekend en op de golfbaan, en een beige bermuda ’s zomers aan de Côte d%Azur. Ook allemaal van militaire oorsprong, volgens het Legermuseum. De bermuda, oké, die werd gedragen door het Britse leger op de Bermuda-eilanden. Maar de legeroorsprong van de rest vande yuppengarderobe is toch een stuk vager. Veel verder dan ‘militairen zitten ook strak in het pak en houden ook van strakke vouwen in hun broek’ komt de argumentatie eigenlijk niet.
En hoe staat de mode er nu voor? De yuppencultuur bloeit nog altijd; de bermuda heeft zich ontwikkeld tot oerlelijke, veelkleurige strandbroek; de student loopt nog altijd in een T-shirt, weliswaar onder een overhemd; en de legerkistjes en camouflagekleren zijn weer terug van weggeweest, dankzij skaters, rappers, Sjonnen en gabbers. De huidige populaire mode grijpt dus vooral terug op het verleden. De fut en de creativiteit zijn eruit.
Is het toevallig dat ook de ontwikkeling van het militaire uniform al enkele decennia stilstaat? Het huidige uniform verschilt niet drastisch van dat van de jaren vijftig. Zou de burgermode daardoor geen inspiratiebronnen meer hebben? In dat geval zouden ze bij het Legermuseum echt gelijk hebben: de soldaat is dé trendsetter van ons modebeeld.
De tentoonstelling ‘Dressed to kill’ is tot en met 7 januari 2001 te zien in het Legermuseum, Korte Geer 1, Delft. Openingstijden ma. t/m vr. 10-17 uur, za. en zo. 12-17 uur.

Comments are closed.