Campus

Dansen naar de pijpen van de manager

De manager trekt aan de touwtjes, de onderzoeker moet zich in rare bochten wringen om zijn vrijheid te behouden. Harde kritiek van Alfred Kleinknecht (TBM) in de ‘Groene Amsterdammer’.

Delftse hoogleraren reageren.

In het interview hekelde Kleinknecht de (schijn)samenwerking die onderzoekers van bovenaf wordt opgedrongen. Hij constateert dat onderzoekers zich gedwongen voelen hun onderzoeksvoorstellen puur voor de vorm aan te passen. ,,Als de decaan zegt dat we onze haren groen moeten verven om onderzoeksgeld te krijgen, dan verven we onze haren groen.”

Het spanningsveld tussen manager en onderzoeker is voor velen herkenbaar. Hans Dirken, ex-rector magnificus: ,,Die spanning is in veel opzichten nuttig. Bij volledige vrijheid gaat een onderzoeker zichzelf waarschijnlijk snel in de weg zitten. Maar het is riskant om managers te benoemen die weinig snappen van het onderzoek van hun eenheid. Benoem die manager liever uit de onderzoekers met een goede staat van dienst. En haal ‘m van een andere universiteit of onderzoeksinstelling.”

IJsbrand Haagsma ziet de invloed die managers willen uitoefenen op de werkzaamheden van hun personeel als een oorzaak. ,,Managers zijn ongeduldig. Dat is meestal niet goed voor het onderzoeksklimaat.”

,,In Delft leidt de drang om universitair onderzoek ‘beheersbaar’ te maken en de universiteit ‘op de kaart te zetten’ tot zorgwekkende trends”, zegt Barend Thijsse, hoogleraar fysische en chemische materiaalkunde (TNW). ,,Het eindeloos samenvoegen en hergroeperen van onderzoek, bijvoorbeeld. Elke paar jaar worden de kaarten opnieuw geschud en in stapeltjes verdeeld, maar de spelers blijven dezelfde. En het is nooit aangetoond dat het tot beter onderzoek leidt. Als je beeldhouwers, dichters en dansers vraagt om in een samenwerkingsverband iets rond een Belangrijk Thema te doen, levert dat ook geen betere kunst op. Nog zo’n ritueel dansje: precies moeten aangeven hoeveel uur je aan welk project besteedt. En het allocatiemodel kan onderzoekers tot ‘calculerend gedrag’ verleiden: welk onderzoek levert me met de minste kosten de meeste outputpunten op?”

Doen onderzoekers aan window dressing om onderzoeksgeld te krijgen? Dirken: ,,Bijna altijd. Subsidiegevers vragen om een bewijs van maatschappelijke relevantie en een impact van de nog af te wachten onderzoeksresultaten. Dat leidt tot opklopperij. Maar er valt te leven met deze wereldwijde hypocrisie.” Thijsse: ,,Je ziet het voornamelijk bij onderzoek waarvoor de fondsen buiten de universiteit gezocht worden.”

Wetenschappers worden steeds afhankelijker van geld uit het bedrijfsleven, bevestigt André Molenaar, hoogleraar verkeersbouwkunde (Citg): ,,Mijn sectie moet al sinds jaar en dag zo’n zestig procent van de inkomsten buiten de TU Delft genereren. Als je met voorstellen komt voor fundamenteel onderzoek op relevante problemen zijn er nog steeds voldoende middelen te vinden, is mijn ervaring. Je moet wel steeds meer aangeven waarom de financier ‘blij’ zou moeten worden van jouw fundamentele onderzoek. Voor een TU vind ik dat niet per se slecht.”

Lokaal

Thijsse: ,, Die grotere afhankelijkheid is zorgwekkend wanneer bedrijfsleven onderzoek financiert dat slechts op een kortetermijn-‘probleemoplossing’ gericht is. De universiteiten zijn er uitsluitend voor het allermoeilijkste werk, vind ik. Gelukkig zijn er nog bedrijven die snappen dat investeren in langetermijnonderzoek op den duurt rendeert.”

Is men het met Kleinknecht eens? Thijsse: ,,Bijna volledig. In maart heb ik mijn intreerede al gezegd: het wordt tijd om de vrije, kleinschalige creativiteit weer te introduceren. De creatieve motor van een onderzoek huist in een heel klein groepje: de mensen die ondergedompeld zijn in het onderzoek, die ’s nachts wakker worden met een briljante gedachte. Dat vuur brandt niet bij de managers of de ‘samenwerkende’ groepen, het brandt lokaal.”

,,In grote lijnen”, zegt Molenaar. ,,Kleinknecht schildert de zaak wel erg zwart.” Dirken: ,,De overdrijvingen moeten we voor lief nemen, het is immers slechts metawetenschappelijke publiciteit. Maar Kleinknechts waarschuwing voor teveel modieuze concentratie van onderzoek en onderwijs en zijn stelling dat innovatie en kenniseconomie meer gebaat zijn bij diversiteit, dienen serieus te worden genomen.”

Han Meyer, hoogleraar stedenbouwkunde (Bouwkunde): ,,De kritiek bevat een kern van waarheid, maar door het probleem te ridiculiseren ontkracht Kleinknecht zijn verhaal. Natuurlijk kun je de opkomst constateren van allerlei idiote regels en managementprocedures. Maar Kleinknecht gedraagt zich als een ivoren-toren-wetenschapper door impliciet te stellen dat het zinloos is om te proberen nutteloos van maatschappelijk en/of wetenschappelijk relevant onderzoek te scheiden. Veel van de managers die hij hekelt komen zelf uit de onderzoekswereld. Overigens: nu de eerste geldstroom afneemt en de voorwaarden voor geld uit de tweede en derde geldstroom strikter worden, verhevigt zich de eeuwige strijd over welke criteria je moet hanteren bij het beoordelen van onderzoek.”

ITS-hoogleraar Henk Koppelaar is het goeddeels met Kleinknecht eens. ,,Maar ik maak me meer zorgen over het bestuurlijk elan. Universiteiten weten zich al eeuwen staande te houden dankzij hun enorme innovatiekracht. Zelfs de verre voorloper van Windows ontstond op een universiteit! Universitair onderzoek duikt gewoon op. Het managen daarvan werkt contraproductief. Bestuurlijke innovatie zal de Nederlandse universiteiten ambtelijker maken. De flexibiliteit en vrijheid van onderzoek waardoor het universitaire bestel eeuwenlang kon overleven, zullen minder worden.”

Oplossingen vinden is lastig. Meyer: ,,Wat we missen is een slim en slagvaardig type management dat ons helpt obstakels in de procedures zonder veel tijdverlies te nemen. Of misschien moet je het management uitschakelen, zoals Dell-computers de detailhandel uitschakelt. Maar wij onderzoekers hebben het probleem dat vaak niet direct duidelijk is wie de consumenten van ons onderzoek zijn.”

www.knipselkrant.tudelft.nl

De manager trekt aan de touwtjes, de onderzoeker moet zich in rare bochten wringen om zijn vrijheid te behouden. Harde kritiek van Alfred Kleinknecht (TBM) in de ‘Groene Amsterdammer’. Delftse hoogleraren reageren.

In het interview hekelde Kleinknecht de (schijn)samenwerking die onderzoekers van bovenaf wordt opgedrongen. Hij constateert dat onderzoekers zich gedwongen voelen hun onderzoeksvoorstellen puur voor de vorm aan te passen. ,,Als de decaan zegt dat we onze haren groen moeten verven om onderzoeksgeld te krijgen, dan verven we onze haren groen.”

Het spanningsveld tussen manager en onderzoeker is voor velen herkenbaar. Hans Dirken, ex-rector magnificus: ,,Die spanning is in veel opzichten nuttig. Bij volledige vrijheid gaat een onderzoeker zichzelf waarschijnlijk snel in de weg zitten. Maar het is riskant om managers te benoemen die weinig snappen van het onderzoek van hun eenheid. Benoem die manager liever uit de onderzoekers met een goede staat van dienst. En haal ‘m van een andere universiteit of onderzoeksinstelling.”

IJsbrand Haagsma ziet de invloed die managers willen uitoefenen op de werkzaamheden van hun personeel als een oorzaak. ,,Managers zijn ongeduldig. Dat is meestal niet goed voor het onderzoeksklimaat.”

,,In Delft leidt de drang om universitair onderzoek ‘beheersbaar’ te maken en de universiteit ‘op de kaart te zetten’ tot zorgwekkende trends”, zegt Barend Thijsse, hoogleraar fysische en chemische materiaalkunde (TNW). ,,Het eindeloos samenvoegen en hergroeperen van onderzoek, bijvoorbeeld. Elke paar jaar worden de kaarten opnieuw geschud en in stapeltjes verdeeld, maar de spelers blijven dezelfde. En het is nooit aangetoond dat het tot beter onderzoek leidt. Als je beeldhouwers, dichters en dansers vraagt om in een samenwerkingsverband iets rond een Belangrijk Thema te doen, levert dat ook geen betere kunst op. Nog zo’n ritueel dansje: precies moeten aangeven hoeveel uur je aan welk project besteedt. En het allocatiemodel kan onderzoekers tot ‘calculerend gedrag’ verleiden: welk onderzoek levert me met de minste kosten de meeste outputpunten op?”

Doen onderzoekers aan window dressing om onderzoeksgeld te krijgen? Dirken: ,,Bijna altijd. Subsidiegevers vragen om een bewijs van maatschappelijke relevantie en een impact van de nog af te wachten onderzoeksresultaten. Dat leidt tot opklopperij. Maar er valt te leven met deze wereldwijde hypocrisie.” Thijsse: ,,Je ziet het voornamelijk bij onderzoek waarvoor de fondsen buiten de universiteit gezocht worden.”

Wetenschappers worden steeds afhankelijker van geld uit het bedrijfsleven, bevestigt André Molenaar, hoogleraar verkeersbouwkunde (Citg): ,,Mijn sectie moet al sinds jaar en dag zo’n zestig procent van de inkomsten buiten de TU Delft genereren. Als je met voorstellen komt voor fundamenteel onderzoek op relevante problemen zijn er nog steeds voldoende middelen te vinden, is mijn ervaring. Je moet wel steeds meer aangeven waarom de financier ‘blij’ zou moeten worden van jouw fundamentele onderzoek. Voor een TU vind ik dat niet per se slecht.”

Lokaal

Thijsse: ,, Die grotere afhankelijkheid is zorgwekkend wanneer bedrijfsleven onderzoek financiert dat slechts op een kortetermijn-‘probleemoplossing’ gericht is. De universiteiten zijn er uitsluitend voor het allermoeilijkste werk, vind ik. Gelukkig zijn er nog bedrijven die snappen dat investeren in langetermijnonderzoek op den duurt rendeert.”

Is men het met Kleinknecht eens? Thijsse: ,,Bijna volledig. In maart heb ik mijn intreerede al gezegd: het wordt tijd om de vrije, kleinschalige creativiteit weer te introduceren. De creatieve motor van een onderzoek huist in een heel klein groepje: de mensen die ondergedompeld zijn in het onderzoek, die ’s nachts wakker worden met een briljante gedachte. Dat vuur brandt niet bij de managers of de ‘samenwerkende’ groepen, het brandt lokaal.”

,,In grote lijnen”, zegt Molenaar. ,,Kleinknecht schildert de zaak wel erg zwart.” Dirken: ,,De overdrijvingen moeten we voor lief nemen, het is immers slechts metawetenschappelijke publiciteit. Maar Kleinknechts waarschuwing voor teveel modieuze concentratie van onderzoek en onderwijs en zijn stelling dat innovatie en kenniseconomie meer gebaat zijn bij diversiteit, dienen serieus te worden genomen.”

Han Meyer, hoogleraar stedenbouwkunde (Bouwkunde): ,,De kritiek bevat een kern van waarheid, maar door het probleem te ridiculiseren ontkracht Kleinknecht zijn verhaal. Natuurlijk kun je de opkomst constateren van allerlei idiote regels en managementprocedures. Maar Kleinknecht gedraagt zich als een ivoren-toren-wetenschapper door impliciet te stellen dat het zinloos is om te proberen nutteloos van maatschappelijk en/of wetenschappelijk relevant onderzoek te scheiden. Veel van de managers die hij hekelt komen zelf uit de onderzoekswereld. Overigens: nu de eerste geldstroom afneemt en de voorwaarden voor geld uit de tweede en derde geldstroom strikter worden, verhevigt zich de eeuwige strijd over welke criteria je moet hanteren bij het beoordelen van onderzoek.”

ITS-hoogleraar Henk Koppelaar is het goeddeels met Kleinknecht eens. ,,Maar ik maak me meer zorgen over het bestuurlijk elan. Universiteiten weten zich al eeuwen staande te houden dankzij hun enorme innovatiekracht. Zelfs de verre voorloper van Windows ontstond op een universiteit! Universitair onderzoek duikt gewoon op. Het managen daarvan werkt contraproductief. Bestuurlijke innovatie zal de Nederlandse universiteiten ambtelijker maken. De flexibiliteit en vrijheid van onderzoek waardoor het universitaire bestel eeuwenlang kon overleven, zullen minder worden.”

Oplossingen vinden is lastig. Meyer: ,,Wat we missen is een slim en slagvaardig type management dat ons helpt obstakels in de procedures zonder veel tijdverlies te nemen. Of misschien moet je het management uitschakelen, zoals Dell-computers de detailhandel uitschakelt. Maar wij onderzoekers hebben het probleem dat vaak niet direct duidelijk is wie de consumenten van ons onderzoek zijn.”

www.knipselkrant.tudelft.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.