Onderwijs

CBS: Onderzoekuitgavengroeien wel degelijk

Het valt mee met de Nederlandse uitgaven voor onderzoek, meldt het CBS deze week in een nieuw rapport. Een jarenlange daling van die bestedingen is volgens het statistiekbureau in 1994 zelfs omgeslagen in lichte groei.

De stijging is deels te danken aan kleinere high-techondernemingen, maar ook aan een grotere ijver van het CBS om zulke bedrijven op te sporen.

Nog op Prinsjesdag presenteerde minister Ritzen deprimerende cijfers over de Nederlandse onderzoekuitgaven. Ze daalden al jaren, en het eind van die daling was nog niet in zicht. Nederland raakte wat ‘kennisintensiteit’ achterop bij een reeks Europese landen. Stagnerende bestedingen van bedrijven was de hoofdoorzaak.

Deze week komt het Centraal Bureau voor de Statistiek in een rapport echter met een heel ander geluid. Volgens nieuwe cijfers zijn de bestedingen aan onderzoek in 1994 voor het eerst weer gestegen, van 2,00 naar 2,04 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Nederland zou internationaal geen slecht figuur slaan.

De groei van kennisinvesteringen is volgens het CBS-rapport ‘Kennis en economie 1996’ te danken aan het bedrijfsleven. En dan gaat het niet om de grote industriële ondernemingen die eerder verantwoordelijk waren voor het inzakken van de research; ze zijn nog steeds goed voor tweederde van alle bedrijfsuitgaven voor onderzoek, maar in guldens gerekend daalt hun inspanning nog steeds.

Heel de opleving die het CBS in het onderzoek signaleert, komt op het conto van bedrijven met minder dan duizend werknemers – en dan vooral in de sector transport, communicatie en zakelijke dienstverlening.

De cijfers zijn overigens niet zo imposant als het CBS doet voorkomen. Zo zijn volgens het CBS bij de laatstgenoemde groep bedrijven de uitgaven aan research in één jaar zelfs bijna verviervoudigd, van 177 tot 664 miljoen gulden. ,,Wij hebben in 1994 gerichter naar researchbedrijven gezocht”, verklaart een betrokken onderzoeker.

Maar al flatteert dit de cijfers, volgens het CBS zit er ook werkelijk forse groei in het onderzoek door high-techbedrijven. Het gaat dan om ingenieurs- en architectenbureau’s, automatiseringsbedrijven en allerlei adviesbureau’s. Eén op de zeven personeelsleden van die bedrijfjes doet onderzoek.

Eén op de negen bedrijven heeft volgens het CBS nu al problemen om aan de benodigde onderzoekers te komen. Vastgesteld wordt dat dit probleem nog kan toenemen, gezien het lage percentage bèta- en techniekstudenten. (HOP/F.S.)
————–

Middenmoot

De gunstige CBS-cijfers over de groei van onderzoekuitgaven in Nederland zijn geflatteerd doordat in 1994 veel harder naar researchbedrijven is gezocht dan in voorafgaande jaren.

Had Ritzen met zijn pessimisme op Prinsjesdag dan toch gelijk? Nee. Waar het CBS de statistieken een duwtje omhoog geeft, blijkt de minister ze nog veel harder omlaag te duwen. Het CBS meldt dat in 1994 de onderzoeksbestedingen in ons land 2,04 procent van het binnenlands product (BBP) bedroegen. Het jaar daarvoor waren ze 2,00 procent. De stijging is maar licht, en zonder de betere ‘detectie’ van onderzoekbedrijven was er dus misschien zelfs geen stijging.

Dramatischer is echter het verschil tussen de 2,00 procent die het CBS voor 1993 vermeldt en het cijfer dat Ritzen een maand geleden in zijn Wetenschapsbudget opnam, voor datzelfde jaar. Hij noemde 1,89 procent. Bron: CBS.

De verklaring voor dit verschil staat in een voetnoot van een bijlage bij het Wetenschapsbudget. Het CBS heeft voor het universitaire onderzoek nieuwe schattingen. Ze moeten nog verwerkt worden, maar brengen de totale onderzoekuitgaven 0,1 procentpunt hoger. Ook Ritzen wist dus dat in 1993 het juiste BBP-percentage afgerond 2,0 procent was.

In de hoofdtekst van het wetenschapsbudget wordt de herberekening van het universitaire onderzoek niet vermeld. Ritzens ambtenaren trokken de lijn zelfs door, naar een schatting van 1,77 procent voor 1996. En met dàt cijfer in de hand komt de minister dan tot de dreigende conclusie dat Nederland qua ‘kennisintensiteit’ afzakt naar de middenmoot van de industrielanden.

Nederland als suffertje van wetenschappelijk Europa. Die conclusie is inmiddels al op veel plaatsen aangehaald. Maar bij de Kamerbehandeling van het Wetenschapsbudget kan hij met een stevige korrel zout genomen worden.

Het valt mee met de Nederlandse uitgaven voor onderzoek, meldt het CBS deze week in een nieuw rapport. Een jarenlange daling van die bestedingen is volgens het statistiekbureau in 1994 zelfs omgeslagen in lichte groei. De stijging is deels te danken aan kleinere high-techondernemingen, maar ook aan een grotere ijver van het CBS om zulke bedrijven op te sporen.

Nog op Prinsjesdag presenteerde minister Ritzen deprimerende cijfers over de Nederlandse onderzoekuitgaven. Ze daalden al jaren, en het eind van die daling was nog niet in zicht. Nederland raakte wat ‘kennisintensiteit’ achterop bij een reeks Europese landen. Stagnerende bestedingen van bedrijven was de hoofdoorzaak.

Deze week komt het Centraal Bureau voor de Statistiek in een rapport echter met een heel ander geluid. Volgens nieuwe cijfers zijn de bestedingen aan onderzoek in 1994 voor het eerst weer gestegen, van 2,00 naar 2,04 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Nederland zou internationaal geen slecht figuur slaan.

De groei van kennisinvesteringen is volgens het CBS-rapport ‘Kennis en economie 1996’ te danken aan het bedrijfsleven. En dan gaat het niet om de grote industriële ondernemingen die eerder verantwoordelijk waren voor het inzakken van de research; ze zijn nog steeds goed voor tweederde van alle bedrijfsuitgaven voor onderzoek, maar in guldens gerekend daalt hun inspanning nog steeds.

Heel de opleving die het CBS in het onderzoek signaleert, komt op het conto van bedrijven met minder dan duizend werknemers – en dan vooral in de sector transport, communicatie en zakelijke dienstverlening.

De cijfers zijn overigens niet zo imposant als het CBS doet voorkomen. Zo zijn volgens het CBS bij de laatstgenoemde groep bedrijven de uitgaven aan research in één jaar zelfs bijna verviervoudigd, van 177 tot 664 miljoen gulden. ,,Wij hebben in 1994 gerichter naar researchbedrijven gezocht”, verklaart een betrokken onderzoeker.

Maar al flatteert dit de cijfers, volgens het CBS zit er ook werkelijk forse groei in het onderzoek door high-techbedrijven. Het gaat dan om ingenieurs- en architectenbureau’s, automatiseringsbedrijven en allerlei adviesbureau’s. Eén op de zeven personeelsleden van die bedrijfjes doet onderzoek.

Eén op de negen bedrijven heeft volgens het CBS nu al problemen om aan de benodigde onderzoekers te komen. Vastgesteld wordt dat dit probleem nog kan toenemen, gezien het lage percentage bèta- en techniekstudenten. (HOP/F.S.)
————–

Middenmoot

De gunstige CBS-cijfers over de groei van onderzoekuitgaven in Nederland zijn geflatteerd doordat in 1994 veel harder naar researchbedrijven is gezocht dan in voorafgaande jaren.

Had Ritzen met zijn pessimisme op Prinsjesdag dan toch gelijk? Nee. Waar het CBS de statistieken een duwtje omhoog geeft, blijkt de minister ze nog veel harder omlaag te duwen. Het CBS meldt dat in 1994 de onderzoeksbestedingen in ons land 2,04 procent van het binnenlands product (BBP) bedroegen. Het jaar daarvoor waren ze 2,00 procent. De stijging is maar licht, en zonder de betere ‘detectie’ van onderzoekbedrijven was er dus misschien zelfs geen stijging.

Dramatischer is echter het verschil tussen de 2,00 procent die het CBS voor 1993 vermeldt en het cijfer dat Ritzen een maand geleden in zijn Wetenschapsbudget opnam, voor datzelfde jaar. Hij noemde 1,89 procent. Bron: CBS.

De verklaring voor dit verschil staat in een voetnoot van een bijlage bij het Wetenschapsbudget. Het CBS heeft voor het universitaire onderzoek nieuwe schattingen. Ze moeten nog verwerkt worden, maar brengen de totale onderzoekuitgaven 0,1 procentpunt hoger. Ook Ritzen wist dus dat in 1993 het juiste BBP-percentage afgerond 2,0 procent was.

In de hoofdtekst van het wetenschapsbudget wordt de herberekening van het universitaire onderzoek niet vermeld. Ritzens ambtenaren trokken de lijn zelfs door, naar een schatting van 1,77 procent voor 1996. En met dàt cijfer in de hand komt de minister dan tot de dreigende conclusie dat Nederland qua ‘kennisintensiteit’ afzakt naar de middenmoot van de industrielanden.

Nederland als suffertje van wetenschappelijk Europa. Die conclusie is inmiddels al op veel plaatsen aangehaald. Maar bij de Kamerbehandeling van het Wetenschapsbudget kan hij met een stevige korrel zout genomen worden.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.