Campus

Behoeften bevredigen met een stroompje

Een weekend lang discusieren over de toekomst van het ontwerpen levert geen eenduidige visie op. De ideologische workshop Fyzion eindigt in een discussie over studiepunten voor reflectie en filosofie.

Het is muisstil. Een stuk of zes studenten werken geconcentreerd aan hun collage. Terwijl de een vooral beeldmateriaal uit tijdschriften gebruikt, heeft een ander de natuur ontdekt en verschijnen ook aarde en takjes op het papier. Later, als de groep iedere collage afzonderlijk behandelt, staan ze een beetje onwennig bij elkaar. Het is de bedoeling, zo legt de workshopmentor uit, dat de maker van de collage doet alsof hij ‘de collage voor het eerst ziet’. ,,Stel vragen over de collage, het is helemaal nieuw voor je. Wat zie je? Hoe moet je het interpreteren?” Langzamerhand komen de anderen los en beginnen ze antwoorden en meningen te spuien.

Op de ideologische workshop ‘Fyzion’ (een samentrekking van de thema’s fashion, fiction, vision en fusion), die afgelopen weekeinde werd gehouden, werken veertien groepjes studenten onder begeleiding van een of twee mentoren aan hun visie op de toekomst van het ontwerpen.

De workshops, die zijn georganiseerd rond de vier thema’s, beslaan allemaal een klein deel van het ontwerpen. In de workshop ‘Holland land of distribution‘ buigen de studenten zich over files en nutteloze vrachtwagenkilometers. De oplossing is om een product pas te verspreiden als de behoefte ontstaat, of om mensen uit te rusten met een hersenimplantaat. ,,Met een stroompje worden je behoeften bevredigd. Zo wordt distributie geheel overbodig.”

Bij de workshop ‘clash of meaning‘ is de oplossing niet zo simpel: ,,We zijn op zoek naar een niet te beschrijven, onbekende gemoedstoestand C, die te bereiken is door veel energie E toe te voegen aan de uitgangstoestanden A en B.” Welke gemoedstoestanden je dan nog zou kunnen bereiken, kunnen de deelnemers inderdaad niet vertellen.
Buggy

Zondagmiddag op de eindpresentatie moet alles weer samenkomen; dit lukt echter maar gedeeltelijk. De ene workshop legt uit hoe je ‘ontwerpen’ tot een religie kunt maken voor het grote publiek, de andere hoe je een buggy kunt verduurzamen door het frame te verhuren en de zitting apart te verkopen. Eén groep springt er uit door hun eerlijkheid: een onoverkomelijk verschil van inzicht heeft een eenduidig standpunt onmogelijk gemaakt.

Deze groep is eigenlijk tekenend voor de workshop als geheel: juist door de vele invalshoeken en verschillende resultaten wordt een eenduidige eindconclusie onmogelijk. Dat de aanwezigen er nog lang niet uit zijn blijkt ook uit de discussie die volgt op de presentaties: na verloop van tijd verschuift het onderwerp van de rol van de toekomstig industrieel ontwerper naar de wens dat de faculteit ruimteschept in het curriculum voor reflectie en filisofie.

De conclusie die ceremoniemeester John Thackara trekt, geeft nog het meeste houvast: ,,In plaats van een fysiek product, zal de ontwerper van de toekomst een context moeten vormgeven. Geen auto met duidelijke fysieke eigenschappen, maar de ervaring ‘autorijden’. Dit vereist dus een geheel andere aanpak en andere vaardigheden van toekomstige ingenieurs.” Voor de IO’ers die dit jaar de collegereeks van het vak vormtheorie 2 hebben gevolgd, moet dit bekend in de oren klinken.

Het is muisstil. Een stuk of zes studenten werken geconcentreerd aan hun collage. Terwijl de een vooral beeldmateriaal uit tijdschriften gebruikt, heeft een ander de natuur ontdekt en verschijnen ook aarde en takjes op het papier. Later, als de groep iedere collage afzonderlijk behandelt, staan ze een beetje onwennig bij elkaar. Het is de bedoeling, zo legt de workshopmentor uit, dat de maker van de collage doet alsof hij ‘de collage voor het eerst ziet’. ,,Stel vragen over de collage, het is helemaal nieuw voor je. Wat zie je? Hoe moet je het interpreteren?” Langzamerhand komen de anderen los en beginnen ze antwoorden en meningen te spuien.

Op de ideologische workshop ‘Fyzion’ (een samentrekking van de thema’s fashion, fiction, vision en fusion), die afgelopen weekeinde werd gehouden, werken veertien groepjes studenten onder begeleiding van een of twee mentoren aan hun visie op de toekomst van het ontwerpen.

De workshops, die zijn georganiseerd rond de vier thema’s, beslaan allemaal een klein deel van het ontwerpen. In de workshop ‘Holland land of distribution‘ buigen de studenten zich over files en nutteloze vrachtwagenkilometers. De oplossing is om een product pas te verspreiden als de behoefte ontstaat, of om mensen uit te rusten met een hersenimplantaat. ,,Met een stroompje worden je behoeften bevredigd. Zo wordt distributie geheel overbodig.”

Bij de workshop ‘clash of meaning‘ is de oplossing niet zo simpel: ,,We zijn op zoek naar een niet te beschrijven, onbekende gemoedstoestand C, die te bereiken is door veel energie E toe te voegen aan de uitgangstoestanden A en B.” Welke gemoedstoestanden je dan nog zou kunnen bereiken, kunnen de deelnemers inderdaad niet vertellen.
Buggy

Zondagmiddag op de eindpresentatie moet alles weer samenkomen; dit lukt echter maar gedeeltelijk. De ene workshop legt uit hoe je ‘ontwerpen’ tot een religie kunt maken voor het grote publiek, de andere hoe je een buggy kunt verduurzamen door het frame te verhuren en de zitting apart te verkopen. Eén groep springt er uit door hun eerlijkheid: een onoverkomelijk verschil van inzicht heeft een eenduidig standpunt onmogelijk gemaakt.

Deze groep is eigenlijk tekenend voor de workshop als geheel: juist door de vele invalshoeken en verschillende resultaten wordt een eenduidige eindconclusie onmogelijk. Dat de aanwezigen er nog lang niet uit zijn blijkt ook uit de discussie die volgt op de presentaties: na verloop van tijd verschuift het onderwerp van de rol van de toekomstig industrieel ontwerper naar de wens dat de faculteit ruimteschept in het curriculum voor reflectie en filisofie.

De conclusie die ceremoniemeester John Thackara trekt, geeft nog het meeste houvast: ,,In plaats van een fysiek product, zal de ontwerper van de toekomst een context moeten vormgeven. Geen auto met duidelijke fysieke eigenschappen, maar de ervaring ‘autorijden’. Dit vereist dus een geheel andere aanpak en andere vaardigheden van toekomstige ingenieurs.” Voor de IO’ers die dit jaar de collegereeks van het vak vormtheorie 2 hebben gevolgd, moet dit bekend in de oren klinken.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.