Onderwijs

Aio krijgt minder opleiding dan zijn hoogleraar denkt

Hoogleraren hebben een ander beeld van de bezigheden van assistenten en onderzoekers in opleiding (aio’s en oio’s) dan de promovendi zelf, en omgekeerd.

Hoogleraren overschatten de hoeveelheid opleiding die een aio krijgt, terwijl aio’s op hun beurt de tijd onderschatten die een hoogleraar in hen steekt.

Dat blijkt uit een enquête die het Delfts aio-overleg (DaioO) onder hoogleraren heeft gehouden. De enquête bevatte veel vragen die het DaioO twee maanden geleden in een enquête ook aan de aio’s en oio’s stelde. Door de antwoorden te vergelijken hoopt het overleg een beeld te krijgen van de verhouding aio-hoogleraar. De definitieve resultaten worden nog voor de zomervakantie in een nota aan het college van bestuur gestuurd.

Een aio kost een hoogleraar, volgens eigen zeggen, gemiddeld meer dan vijf uur begeleiding per maand. Dat is meer dan de promovendus zelf denkt, namelijk gemiddeld twee uur. ,,Dit verschil is mogelijk te wijten aan de vraagstelling in de enquête”, zegt A. Erkens van het DaioO. ,,Het kan zijn dat de hoogleraren de tijd aangaven die zij besteden aan het begeleiden van àl hun aio’s, en niet per aio, alhoewel velen het ook per aio aangaven.” Een andere verklaring die Erkens voor dit verschil heeft, is dat de hoogleraren tevens de tijd meerekenen die ze kwijt zijn aan het zoeken van informatie en het lezen van teksten voor de aio, terwijl de promovendi mogelijk alleen de gezamenlijke besprekingen rekent.

Een ander belangrijk punt van verschil is dat de hoogleraren denken dat aio’s méér tijd besteden aan het volgen van opleiding dan aan het geven van onderwijs, terwijl aio’s aangeven dat dit juist andersom is. Wat onderwijstaken betreft komen beide gedachten wel overeen, maar de aio zegt tweemaal zo weinig opleiding te krijgen als de hoogleraar denkt. Een duidelijke verklaring heeft het DaioO hier niet voor, maar Erkens speculeert dat het voor een deel wishful thinking van de hoogleraren zou kunnen zijn.

Volgens de aio’s had twintig procent van hen geen wettelijk verplicht Opleidings- en Begeleidingsplan. De hoogleraren zeggen dat het slechts om zeven procent van de aio’s gaat. Acht procent van de hoogleraren is zelf in het geheel niet op de hoogte van het bestaan van dit document.

Hoogleraren blijken gemiddeld zes promovendi te begeleiden en daarnaast nog één keer op te treden als co-promotor. ,,Dit gemiddelde wordt sterk bepaald door diverse hoogleraren, met name bij Elektrotechniek en Scheikundige Technologie, die tien of meer aio’s hebben”, zegt Erkens. ,,Algemeen wordt vier à vijf aio’s als werkbaar maximum gezien.”

De hoogleraren zeggen dat 28 procent van de aio’s door hen gevraagd zijn voor de aio-plaats. Volgens de aio’s zelf is dat veertig procent. Erkens: ,,Waarschijnlijk hebben aio’s een uitnodigen om te solliciteren ook opgevat als gevraagd worden.” Hoogleraren selecteren bij de sollicitatie met name op persoonlijke eigenschappen. Daarna kijken ze naar het afstudeerwerk en de cijferlijst. In een enkel geval worden leeftijd, creativiteit en bestuurservaring genoemd.

De hoogleraren vinden verder dat de promovendi goed hun eigenmening geven en waarderen hun functioneren binnen de vakgroep en zelfwerkzaamheid. De kwaliteit van de output en de gevolgde onderzoeksmethodiek worden iets minder goed gewaardeerd, maar scoren nog altijd gemiddeld een 3,85 op een schaal van 5. (J.O.)

Joyce Ouwerkerk

Hoogleraren hebben een ander beeld van de bezigheden van assistenten en onderzoekers in opleiding (aio’s en oio’s) dan de promovendi zelf, en omgekeerd. Hoogleraren overschatten de hoeveelheid opleiding die een aio krijgt, terwijl aio’s op hun beurt de tijd onderschatten die een hoogleraar in hen steekt.

Dat blijkt uit een enquête die het Delfts aio-overleg (DaioO) onder hoogleraren heeft gehouden. De enquête bevatte veel vragen die het DaioO twee maanden geleden in een enquête ook aan de aio’s en oio’s stelde. Door de antwoorden te vergelijken hoopt het overleg een beeld te krijgen van de verhouding aio-hoogleraar. De definitieve resultaten worden nog voor de zomervakantie in een nota aan het college van bestuur gestuurd.

Een aio kost een hoogleraar, volgens eigen zeggen, gemiddeld meer dan vijf uur begeleiding per maand. Dat is meer dan de promovendus zelf denkt, namelijk gemiddeld twee uur. ,,Dit verschil is mogelijk te wijten aan de vraagstelling in de enquête”, zegt A. Erkens van het DaioO. ,,Het kan zijn dat de hoogleraren de tijd aangaven die zij besteden aan het begeleiden van àl hun aio’s, en niet per aio, alhoewel velen het ook per aio aangaven.” Een andere verklaring die Erkens voor dit verschil heeft, is dat de hoogleraren tevens de tijd meerekenen die ze kwijt zijn aan het zoeken van informatie en het lezen van teksten voor de aio, terwijl de promovendi mogelijk alleen de gezamenlijke besprekingen rekent.

Een ander belangrijk punt van verschil is dat de hoogleraren denken dat aio’s méér tijd besteden aan het volgen van opleiding dan aan het geven van onderwijs, terwijl aio’s aangeven dat dit juist andersom is. Wat onderwijstaken betreft komen beide gedachten wel overeen, maar de aio zegt tweemaal zo weinig opleiding te krijgen als de hoogleraar denkt. Een duidelijke verklaring heeft het DaioO hier niet voor, maar Erkens speculeert dat het voor een deel wishful thinking van de hoogleraren zou kunnen zijn.

Volgens de aio’s had twintig procent van hen geen wettelijk verplicht Opleidings- en Begeleidingsplan. De hoogleraren zeggen dat het slechts om zeven procent van de aio’s gaat. Acht procent van de hoogleraren is zelf in het geheel niet op de hoogte van het bestaan van dit document.

Hoogleraren blijken gemiddeld zes promovendi te begeleiden en daarnaast nog één keer op te treden als co-promotor. ,,Dit gemiddelde wordt sterk bepaald door diverse hoogleraren, met name bij Elektrotechniek en Scheikundige Technologie, die tien of meer aio’s hebben”, zegt Erkens. ,,Algemeen wordt vier à vijf aio’s als werkbaar maximum gezien.”

De hoogleraren zeggen dat 28 procent van de aio’s door hen gevraagd zijn voor de aio-plaats. Volgens de aio’s zelf is dat veertig procent. Erkens: ,,Waarschijnlijk hebben aio’s een uitnodigen om te solliciteren ook opgevat als gevraagd worden.” Hoogleraren selecteren bij de sollicitatie met name op persoonlijke eigenschappen. Daarna kijken ze naar het afstudeerwerk en de cijferlijst. In een enkel geval worden leeftijd, creativiteit en bestuurservaring genoemd.

De hoogleraren vinden verder dat de promovendi goed hun eigenmening geven en waarderen hun functioneren binnen de vakgroep en zelfwerkzaamheid. De kwaliteit van de output en de gevolgde onderzoeksmethodiek worden iets minder goed gewaardeerd, maar scoren nog altijd gemiddeld een 3,85 op een schaal van 5. (J.O.)

Joyce Ouwerkerk

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.