Opinie

2 x ½ % % % % ):

Wie heeft de waarheid in pacht? Is het de wetenschapper die het heelal weet te beschrijven in termen van lichtjaren, roodverschuiving en de chemische samenstelling van interstellaire gaswolken? Of toch de dichter die datzelfde universum in woordbeelden vangt: ,,immense engelen, gehuld/ in kuise nevels, verraadseld/ door donkere draperieën, op een toneel/ zonder parallelen, waar tijd/ slaapt op de rand van zwarte gaten”?Wanneer de poëet en de exacte wetenschapper de ganzenveer en pipet kruisen, volgt er een zinloos gevecht.

De eerste verwijt de laatste de poëzie in de natuur te bederven door alles te willen verklaren. De onderzoeker kaatst terug dat je de wonderen van de natuur in oneindig veel metaforen kunt vangen, maar slechts in één juiste formule.

Het enige wat de exacte wetenschapper graag dicht zijn de gaten in zijn theorieën, dacht men bij het podium van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Om dit te bewijzen, organiseerde het podium een poëziewedstrijd met als onderwerp ‘de wetenschap’. De uitkomst van het experiment klopte -zoals zo vaak- niet met de verwachtingen: er werd verassend veel gedicht in de exacte hoek. Genoeg om een bundeltje mee te vullen in elk geval.

Bij het lezen van de dichtbundel lijkt het er even op dat de exacten slechts de pen hebben gegrepen om de dichters op hun eigen terrein te verslaan: ,,Wat weet een dichter van waarheid,/ hij schrijft zichzelf in verzen neer,/ liegt dat het gedrukt staat./…/ Want hij weet knap te formuleren/ schrapt hier, voegt daar wat toe, en zegt:/ dit is wat ik bewijzen wilde.”.

Maar de titel van de bundel ‘Tegen beter weten’ geeft al aan dat de meeste wetenschappelijke dichters kritisch zijn over hun eigen werk. Zo concludeert Jan Slothouder in zijn gedicht: ,,wetenschap is een/ verstand-houding die/ geloof hecht aan dat/wat onzeker is”.

Gelukkig zijn er ook de polderdenkers die inzien dat wetenschap en dichtkunst geen tegenpolen hoeven te zijn. Zij beschrijven het onderzoekswerk als poëzie op zich. Zo schrijft Jan Verhoef : ,,Thuis in zijn zonnestelsel schrijft hij/ de stille poëzie van zijn vergelijkingen/ die met hun frêle armen reiken/ van foton naar de zwaartekracht/…”.

Tijd voor een tegen-experiment vanuit de TU. Probeer eens een gebroken hart in getallen en formules te vatten.

Wie heeft de waarheid in pacht? Is het de wetenschapper die het heelal weet te beschrijven in termen van lichtjaren, roodverschuiving en de chemische samenstelling van interstellaire gaswolken? Of toch de dichter die datzelfde universum in woordbeelden vangt: ,,immense engelen, gehuld/ in kuise nevels, verraadseld/ door donkere draperieën, op een toneel/ zonder parallelen, waar tijd/ slaapt op de rand van zwarte gaten”?

Wanneer de poëet en de exacte wetenschapper de ganzenveer en pipet kruisen, volgt er een zinloos gevecht. De eerste verwijt de laatste de poëzie in de natuur te bederven door alles te willen verklaren. De onderzoeker kaatst terug dat je de wonderen van de natuur in oneindig veel metaforen kunt vangen, maar slechts in één juiste formule.

Het enige wat de exacte wetenschapper graag dicht zijn de gaten in zijn theorieën, dacht men bij het podium van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Om dit te bewijzen, organiseerde het podium een poëziewedstrijd met als onderwerp ‘de wetenschap’. De uitkomst van het experiment klopte -zoals zo vaak- niet met de verwachtingen: er werd verassend veel gedicht in de exacte hoek. Genoeg om een bundeltje mee te vullen in elk geval.

Bij het lezen van de dichtbundel lijkt het er even op dat de exacten slechts de pen hebben gegrepen om de dichters op hun eigen terrein te verslaan: ,,Wat weet een dichter van waarheid,/ hij schrijft zichzelf in verzen neer,/ liegt dat het gedrukt staat./…/ Want hij weet knap te formuleren/ schrapt hier, voegt daar wat toe, en zegt:/ dit is wat ik bewijzen wilde.”.

Maar de titel van de bundel ‘Tegen beter weten’ geeft al aan dat de meeste wetenschappelijke dichters kritisch zijn over hun eigen werk. Zo concludeert Jan Slothouder in zijn gedicht: ,,wetenschap is een/ verstand-houding die/ geloof hecht aan dat/wat onzeker is”.

Gelukkig zijn er ook de polderdenkers die inzien dat wetenschap en dichtkunst geen tegenpolen hoeven te zijn. Zij beschrijven het onderzoekswerk als poëzie op zich. Zo schrijft Jan Verhoef : ,,Thuis in zijn zonnestelsel schrijft hij/ de stille poëzie van zijn vergelijkingen/ die met hun frêle armen reiken/ van foton naar de zwaartekracht/…”.

Tijd voor een tegen-experiment vanuit de TU. Probeer eens een gebroken hart in getallen en formules te vatten.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.