De hoop dat industriële sponsors de kar van het Techniek Museum wel zouden trekken, is volgens het bestuur van de nieuwe Stichting Techniek Museum Delft ijdel geweest.
Wil het wat worden met het museum dan moet ,,eerst een extra inspanning van de TU Delft worden verwacht”, schrijft de stichting in haar strategie, die er voorlopig op gericht is een museum zonder substantiële subsidies op het droge te houden.
Het STMD-bestuur schetst helder de overweging. Behalve promotionele redenen heeft de TU altijd een andere klinkende reden gehad om door te gaan met het Techniek Museum: geld. De universiteit investeerde tenslotte al 3,5 miljoen gulden in het museum aan de Ezelsveldlaan en heeft van de oude ‘configuratie’ nog 1,9 miljoen gulden tegoed. Daarnaast hebben gemeente zowel als TU garanties gegeven en zijn verwachtingen gewekt bij personeel en derden.
Van nieuwe financiële injecties heeft de universiteit tot dusver nog geen melding gemaakt. De ‘extra inspanningen’ levert de universiteit voorlopig in mankracht en in natura. Fase één van het reddingsplan komt dan ook voornamelijk neer op roeien met de riemen en creatief zijn. ,,De TU moet haar technische know how en vernuft willen tonen aan het publiek”, aldus het STMD-bestuur, dat alle faculteiten, alsof het een call for papers betreft, oproept aan het museum mee te werken en exposities te organiseren. De boodschap is duidelijk: de handen moeten uit de mouwen, maar dan wel ‘bugettair neutraal’.
Transformatie
Als de universiteit zich eenmaal heeft ingespannen om het grote publiek te trekken ,,met aantrekkelijke vergezichten op technologie en techniek”, kunnen in een volgende fase joint-ventures met de industrie en het bedrijfsleven worden gesloten teneinde met nieuwe exposities nog meer publiek te trekken.
In een derde, beslissende fase wil het STMD-bestuur toe naar combinatie van industriële partners met de TU, ,,als permanent draagvlak voor een constante financiering”. Het bestuur acht een dergelijke basis voor het museum mogelijk na minimaal vijf jaar na een lange periode van gerichte voorbereiding.
Na deze periode moet het museum zich ontwikkelen tot een ontmoetingsplaats van de museumpartners, conferentie-oord en pers- en voorlichtingscentrum op gebied van technologie. Dat is tevens het moment waarop het museum alsnog op eigen kracht verder zou kunnen. ,,In deze laatste fase is de transformatie (..) naar een andere meer op het ondernemen van commerciële activiteiten toegesneden rechtsvorm denkbaar.”
Het STMD-bestuur zegt ervan overtuigd te zijn dat het publiek niet zozeer afkomt op de historische techniek, maar wel op de toekomstgerichte futuristische tentoonstellingen, waarin de techniek centraal staat. Het initiatief, zo stelt het bestuur,moet hierbij bij de universiteit liggen. Faculteiten krijgen zo de kans de TU en zichzelf te promoten. Ook het bedrijfsleven en de industrie zouden hiervoor kunnen worden uitgenodigd. Het plan noemt als voorbeeld een tentoonstelling van Fokker in combinatie met de faculteit Lucht- en Ruimtevaart. ,,Het STMD-bestuur meent dat op deze wijze spectaculaire tentoonstellingen kunnen worden georganiseerd.” Andere trefwoorden uit het plan zijn: ‘een permanente basisexpositie’ en ‘aanknopingspunt voor het doen van historisch onderzoek naar de techniek’.
De ambitie van het STMD-bestuur is al in 1996 ten minste dertigduizend bezoekers in het museum te kunnen begroeten. In de jaren daarna moeten dat er elk jaar vijfduizend méér zijn, zodat het aantal bezoekers zich uiteindelijk stabiliseert op zestigduizend per jaar. Maar om dat te bereiken zijn eerst de TU-faculteiten aan zet; ofwel – zoals het bestuur schrijft – ,,het Techniek Museum moet eerst gaan leven binnen de TU-gemeenschap”. (H.O.)
Techniek Museum: straks ook tentoonstellingen over futuristische techniek (Klik voor grotere foto)
De hoop dat industriële sponsors de kar van het Techniek Museum wel zouden trekken, is volgens het bestuur van de nieuwe Stichting Techniek Museum Delft ijdel geweest. Wil het wat worden met het museum dan moet ,,eerst een extra inspanning van de TU Delft worden verwacht”, schrijft de stichting in haar strategie, die er voorlopig op gericht is een museum zonder substantiële subsidies op het droge te houden.
Het STMD-bestuur schetst helder de overweging. Behalve promotionele redenen heeft de TU altijd een andere klinkende reden gehad om door te gaan met het Techniek Museum: geld. De universiteit investeerde tenslotte al 3,5 miljoen gulden in het museum aan de Ezelsveldlaan en heeft van de oude ‘configuratie’ nog 1,9 miljoen gulden tegoed. Daarnaast hebben gemeente zowel als TU garanties gegeven en zijn verwachtingen gewekt bij personeel en derden.
Van nieuwe financiële injecties heeft de universiteit tot dusver nog geen melding gemaakt. De ‘extra inspanningen’ levert de universiteit voorlopig in mankracht en in natura. Fase één van het reddingsplan komt dan ook voornamelijk neer op roeien met de riemen en creatief zijn. ,,De TU moet haar technische know how en vernuft willen tonen aan het publiek”, aldus het STMD-bestuur, dat alle faculteiten, alsof het een call for papers betreft, oproept aan het museum mee te werken en exposities te organiseren. De boodschap is duidelijk: de handen moeten uit de mouwen, maar dan wel ‘bugettair neutraal’.
Transformatie
Als de universiteit zich eenmaal heeft ingespannen om het grote publiek te trekken ,,met aantrekkelijke vergezichten op technologie en techniek”, kunnen in een volgende fase joint-ventures met de industrie en het bedrijfsleven worden gesloten teneinde met nieuwe exposities nog meer publiek te trekken.
In een derde, beslissende fase wil het STMD-bestuur toe naar combinatie van industriële partners met de TU, ,,als permanent draagvlak voor een constante financiering”. Het bestuur acht een dergelijke basis voor het museum mogelijk na minimaal vijf jaar na een lange periode van gerichte voorbereiding.
Na deze periode moet het museum zich ontwikkelen tot een ontmoetingsplaats van de museumpartners, conferentie-oord en pers- en voorlichtingscentrum op gebied van technologie. Dat is tevens het moment waarop het museum alsnog op eigen kracht verder zou kunnen. ,,In deze laatste fase is de transformatie (..) naar een andere meer op het ondernemen van commerciële activiteiten toegesneden rechtsvorm denkbaar.”
Het STMD-bestuur zegt ervan overtuigd te zijn dat het publiek niet zozeer afkomt op de historische techniek, maar wel op de toekomstgerichte futuristische tentoonstellingen, waarin de techniek centraal staat. Het initiatief, zo stelt het bestuur,moet hierbij bij de universiteit liggen. Faculteiten krijgen zo de kans de TU en zichzelf te promoten. Ook het bedrijfsleven en de industrie zouden hiervoor kunnen worden uitgenodigd. Het plan noemt als voorbeeld een tentoonstelling van Fokker in combinatie met de faculteit Lucht- en Ruimtevaart. ,,Het STMD-bestuur meent dat op deze wijze spectaculaire tentoonstellingen kunnen worden georganiseerd.” Andere trefwoorden uit het plan zijn: ‘een permanente basisexpositie’ en ‘aanknopingspunt voor het doen van historisch onderzoek naar de techniek’.
De ambitie van het STMD-bestuur is al in 1996 ten minste dertigduizend bezoekers in het museum te kunnen begroeten. In de jaren daarna moeten dat er elk jaar vijfduizend méér zijn, zodat het aantal bezoekers zich uiteindelijk stabiliseert op zestigduizend per jaar. Maar om dat te bereiken zijn eerst de TU-faculteiten aan zet; ofwel – zoals het bestuur schrijft – ,,het Techniek Museum moet eerst gaan leven binnen de TU-gemeenschap”. (H.O.)
Techniek Museum: straks ook tentoonstellingen over futuristische techniek (Klik voor grotere foto)
Comments are closed.